BD.3137
29 mei 1944
Juist gebruikte denkarbeid - De wil
De gave het verstand goed te gebruiken is onvoorwaardelijk
nodig voor de hogere ontwikkeling van de ziel. Want daarvoor kreeg de
mens het verstand, opdat hij alles wat om hem is en geschiedt, met zijn
gedachten verwerkt - en hij daardoor gevolgtrekkingen maakt, die hem nu
bewust in zichzelf het eeuwig goddelijke laten zoeken. Door het verstand
moet de vrije wil werkzaam worden, want iets willen zal de mens pas dan,
als zijn verstand hem het nut van wat hij wil voor ogen heeft gesteld,
zodoende zal het willen altijd pas het gevolg van het denken zijn.
En het verstand nu juist te gebruiken, dat wil zeggen: het goede te willen en het
kwade te verafschuwen, moet onherroepelijk de ontwikkeling van de ziel
bevorderen. Er kan van een goed gebruik maken van het verstand niet gesproken
worden als het de mens aanzet tot slecht handelen, dan worden de gaven
van het verstand misbruikt. De mens kan door na te denken en zijn verstand
serieus te gebruiken erg makkelijk inzien dat een wijze Scheppingskracht
aan het werk is, die alles om hem heen liet ontstaan en dat deze Scheppingskracht
ook verder alle schepselen verzorgt. En is de mens eenmaal zo ver gekomen,
dan kan het verstand ook de wil ertoe brengen zich met deze Scheppingskracht
in verbinding te stellen. Want hij moet zichzelf als een zelfstandig denkend
wezen, dus als Zijn schepsel bezien en derhalve de Schepper evenzo als
denkend Wezen, in hoogste volmaaktheid erkennen, en dit bewustzijn is
voldoende om nu een verbinding met de Schepper tot stand te brengen.
Dit is een resultaat van het denken, dat ieder mens bereiken kan als hij
zijn verstand gebruikt om dichter bij de waarheid te komen. Dat desondanks
zijn denkarbeid juist geleid wordt, is het werk van deze Schepper, zodra
de mens bewust de verbinding met Hem tot stand heeft gebracht. Doch het
verstand is de mens daartoe gegeven om tot aan het ogenblik van het zich
verbinden zelf werkzaam te zijn. Het verstand is dus aan de wil toegevoegd,
opdat deze de juiste richting kan nemen die tot het doel, tot de verbinding
met God voert.
De voorwaarde is alleen, dat de mens innerlijk het goede wil, dan zal
zijn denkarbeid hem onherroepelijk tot het doel voeren. Het verstand moet
dus gebruikt worden opdat de wil actief wordt, om bewust de verbinding
met God tot stand te brengen. Maar eerst moet deze wil voor God gekozen
hebben, daar anders de denkactiviteit zich niet goed ten nutte wordt gemaakt
doordat de mens al het ernstig nadenken achterwege laat en alleen verstandelijk
de voor en nadelen overweegt van dat wat hem omgeeft en wat er geschiedt.
Hij benut dan de gave van het denken niet en ook het resultaat is daarmee
in overeenstemming. Hij zal nooit tot het doel komen maar gedurig twijfelen
of dwalen, want al naar gelang zijn wil wordt hij beïnvloed door
goede of boze krachten.
Het verstand kan als het serieus gebruikt wordt zelfs een slechte wil
tot een andere mening brengen, en dat is ook zijn opdracht. Daarom moet
de mens zich ook verantwoorden als hij de gave van het verstand misbruikt,
wanneer hij die gave niet gebruikt voor het eigenlijke doel, namelijk dichter
bij de waarheid te komen, die God degene niet onthoudt die er ernstig
naar streeft door ijverige denkarbeid. Met de goede wil zal hij het grootste
resultaat boeken en met ernstig nadenken zal hij ook zijn wil overreden
hetzelfde doel na te streven.
Amen |