BD.2914
8 oktober 1943
Eigenliefde in het hiernamaals verlengt de toestand van lijden
- Hulpvaardigheid
In het geestelijke rijk heeft het in liefde werkzaam zijn
precies dezelfde uitwerking als op aarde: een vergrote toevoer van kracht,
dus ook geestelijke vooruitgang, want elk in liefde werkzaam zijn effent
de weg naar God en het dicht bij God zijn is het laatste doel van alle
wezens. In het geestelijke rijk wordt daarom de liefde eveneens gepreekt,
dat wil zeggen de lichtwezens maken de niet verloste zielen erop opmerkzaam,
dat alleen de liefde hen bevrijding brengt en ze geven hen ook alle gelegenheid,
om zich in liefde te kunnen ontplooien. Anders dan op de weg van de liefde
kan geen ziel zich positief ontwikkelen, maar dit is in het geestelijke
rijk heel wat moeilijker dan op aarde, zolang de ziel nog onwetend is,
dus nog geen inzicht heeft. Want dan raakt haar alleen haar eigen lot,
ze ziet de nood van andere zielen niet, omdat ze nog te zeer in de eigenliefde
vastzit, die de schuld is van haar onwetende toestand.
En deze eigenliefde verhindert haar om onbaatzuchtig in liefde te werken,
want de ziel beschouwt dan zichzelf als middelpunt. Ze voelt zich ongelukkig
en wel ten onrechte, want haar eigenliefde verhult haar eigen fouten,
terwijl ze alle fouten van de andere zielen inziet en zich boven dezen
verheven voelt. En dus kan ze geen liefde voelen voor al die zielen om
haar heen. Ze is hard en gevoelloos en toont geen belangstelling voor
de andere zielen. En zolang zal zij ook haar nood bitter voelen, die alleen
maar kleiner wordt, als in haar de liefde ontvlamt en haar aanzet om werkzaam
te zijn in liefde. En vaak gaat er een eindeloos lange tijd voorbij, tot
de ziel gevoelig wordt en uit eigen aandrang bereid is om te helpen.
En toch kan ze niet anders, dan door onderrichting van de kant van de
lichtwezens worden aangespoord om te werken in liefde, want ze moet in
volledig vrije wil besluiten hulp te willen bieden. Ze moet haar eigenliefde
opzij zetten, haar eigen nood buiten beschouwing laten en proberen de
nood van de eveneens lijdende zielen te verzachten. Dan zal haar tot nu
toe krachteloze toestand een verandering ondergaan. De ziel zal de toevoer
van kracht bemerken en steeds beter in staat zijn te helpen en te werken
in liefde. Haar toestand wordt nu steeds vrijer en ze beseft nu, dat het
steeds lichter wordt om haar heen. Ze is in staat dingen te zien, die
haar gelukkig maken. Haar weten wordt groter en haar wil om bij God te
komen steeds sterker. En dus wordt ook haar werkzaam zijn in liefde steeds
ijveriger, want ze beseft de macht en de kracht van de liefde. Ze ziet
haar doel in en stuurt hier op aan. Ze probeert in de nabijheid van God
te geraken en zich door de liefde te verlossen.
Amen |