BD.2878
10 en 11 september 1943
Het weten van het werkzaam zijn van de geest in de mens
Het is zelden mogelijk dat God zich kan openbaren. Aan slechts
weinig mensen kan God zich openbaren in het woord, omdat het op de hoogte
zijn van het werken van de geest in de mens voor dezen verloren is gegaan
en ze bijgevolg geen aanstalten maken om het goddelijke woord in zich
te vernemen. Dit is een gebeuren, dat vooreerst het geloof vergt in het
werkzaam zijn van de geest, maar dit geloof ontbreekt de mensen en het
daarvan op de hoogte komen kunnen ze alleen door de liefde bereiken. Want
daardoor wordt hun denken juist geleid en kan de mens in een weten worden
ingeleid ook door middel van gedachten. Maar hij zal nooit dit weten als
het werkzaam zijn van de geest onderkennen en er zelf ook niet geheel
van overtuigd zijn. Maar de geest Gods wil zich helder en duidelijk uiten.
God zelf wil zich aan de mensen openbaren en dus spreekt Hij tot hen.
Hij brengt hen Zijn woord over, zodra ze maar in Hem geloven, in Zijn
liefde, Zijn wijsheid en Zijn almacht. Want dan zal ook de wens in hen
opkomen, in verbinding te treden met God. Ze houden tweespraak met Hem
en horen in zich Zijn stem als antwoord. De kracht van de geest uit zich
in hen en een helder weten over de meest verschillende gebieden is het
resultaat.
Het weten van de werking van de geest in de mens moet hem worden verschaft,
maar het zal zelden geloof vinden. En zonder geloof kan het toch niet
worden beproefd. Alleen de diepe liefde van de mens brengt hem tot het
geloof eraan, want dan werkt de geest Gods in hem en Hij geeft hem de
gedachte, ingespannen in zijn binnenste te luisteren. Er begint nu een
complete onderrichting van de mens en bijgevolg een inleiden in het diepste
weten: God kan zich alleen uiten waar een hart zich in diepe gelovigheid
tot Hem richt, maar dan deelt Hij Zijn wijsheid onbeperkt uit. En zo is
het werkzaam zijn van de geest van buitengewoon grote betekenis, want
het is de enige mogelijkheid om tot de waarheid te komen en in de diepste
diepen van de goddelijke wijsheid binnen te dringen, dus een weten te
ontvangen, dat nooit door middel van het verstand kan worden verworven,
dat de mensen een ongewoon inzicht geeft, dat hem uitsluitsel geeft over
God en de mensen, over de schepping en over het geestelijke rijk. Alleen
waar de geest uit God werkzaam kan zijn, is dit diepe inzicht mogelijk.
En toch is het werken van de geest alleen van de wil van de mens afhankelijk,
want deze moet tevoren actief worden. Hij moet de verandering in de mens
volbrengen, die voorwaarde is voor het werkzaam zijn van de geest in de
mens. De wil van de mens moet besluiten aan de ziel te werken. Hij moet
aansporen tot werken van liefde, hij moet de innige verbinding met God
tot stand brengen en hij moet aandachtig in zichzelf luisteren om Zijn
woord te kunnen vernemen, dat hem nu door de stem van de geest wordt overgebracht.
Maar het aandachtig luisteren binnen in zich verzuimen de mensen, zelfs
wanneer ze alle andere voorwaarden nakomen, omdat het weten hen daarover
ontbreekt, dat God zelf in gelovige mensen werkzaam is. Dit weten is voor
hen verloren gegaan en ze zijn er heel moeilijk toe te brengen een proef
op de som te nemen, alle voorwaarden te vervullen en dan opmerkzaam te
luisteren. En daarom kan ook maar zelden het goddelijke woord op een natuurlijke
wijze naar de aarde worden gestuurd, dat God tot de mensen spreekt, dat
Hij hen zelf alle wijsheden voorlegt en ze onderwijst, zoals een leraar
zijn leerlingen onderricht. Maar zodra een mens alles doet om het werkzaam
zijn van de geest in zich te bemerken, zodra hij zich nu gereed maakt
te ontvangen door een bewust aandachtig luisteren in zijn binnenste, wordt
hem een diep weten ontsloten. Want nu zal hij door dit weten tot zegen
van de medemensen werken. Hij moet het doorgeven, hij moet er voor opkomen,
hij moet de tussenpersoon zijn tussen God en de mensen, tot wie Hij niet
rechtstreeks kan spreken, omdat ze niet in staat zijn Hem te vernemen.
Hij moet een verbreider worden van de waarheid op aarde, hij moet overal
zijn licht laten schijnen en de liefde Gods aan de mensen verkondigen,
die zelf naar beneden komt in het woord en de waarheid aanbiedt, omdat
de dwaling moet worden verdrongen, die de zielen in gevaar brengt. Hij
moet van Zijn wijsheid getuigen, doordat hij het besturen en werkzaam
zijn van God in de schepping en in het geestelijke rijk de mensen aanschouwelijk
maakt. En hij moet diens almacht verkondigen, die alles volbrengt, wat
de wil Gods bepaalt. Hij moet God als hoogste en volmaaktste Wezen aan
de mensen bekend maken, om in dezen de liefde tot Hem te doen ontbranden
en hun wil aan te sporen zich onder het Wezen te plaatsen, het lief te
hebben en Hem te dienen tot in alle eeuwigheid.
Amen |