BD.2868 De kracht van de voorbede Zodra de mensen voor elkaar bidden, zijn hun harten in staat lief te hebben. En daar de liefde kracht is, stroomt deze kracht dus over op de mensen naar wie de liefde uitgaat. Het gebed heeft nu een zodanige uitwerking, dat de mens voor wie de voorbede bedoeld is, merkbaar de stroom van kracht voelt, doordat hij ofwel nu verlichting van zijn aardse noden ervaart of door de hem toestromende kracht hier tegen is opgewassen. En zo vervult God al zuiver aards een gebed dat in liefde voor de medemens tot Hem gericht is. Maar heel wat zegenrijker is het gebed dat alleen de geestelijke voltooiing, het inzicht en het streven naar licht en waarheid betreft. Ook dan weer heeft het gebed een uitwerking in de vorm van kracht, die de medemens alleen maar gewillig hoeft aan te nemen om een groot geestelijk succes te kunnen boeken. En daardoor wordt begrijpelijkerwijs ook de aardse nood verminderd, die immers alleen hetzelfde doel moet vervullen: het tot stand brengen van een geestelijk rijp worden. Maar wanneer de mens geen acht slaat op de hem door de voorbede toegewezen kracht, kan God ook het leed niet verminderen omwille van deze mens, wiens ziel Hij redden wil en die zonder zulk leed geheel verloren gaat. De mens wil zijn medemens helpen die in nood is. God is echter liefde en deze wil eveneens de mens te hulp komen. En Zijn liefde en wijsheid zien in dat leed het enige middel is om de mens te winnen voor de eeuwigheid. En deze liefde en wijsheid moeten begrijpelijkerwijs het gebed voor de lijdende medemens onverhoord laten, wanneer ze de rijpheid van de ziel in twijfel trekken, die zin en doel is van het aardse leven. En daarom moet ook steeds de vervulling van het gebed aan de wil van God worden overgelaten, want God weet waarlijk het beste waardoor voor een ziel het grootste geestelijke voordeel ontstaat. Weliswaar erkent God de liefde, maar als deze liefde uit menselijke onwetendheid een einde zou willen maken aan het lijden dat de mens door de liefde Gods is opgelegd, dan zal Hij het eerste wel waarderen, echter volgens Zijn goeddunken het gebed niet verhoren, om de ziel verlossing te brengen. Hij zal dus schijnbaar op de menselijke wil geen acht slaan. Doch de kracht van de voorbede komt hun van pas, doordat hun denken zich gemakkelijker op God kan richten als de wil van de mens zich niet helemaal tegen Hem verzet. En daarom moet alles, leed of vreugde, aan God worden overgelaten en alles berustend en dankbaar uit Zijn hand worden aangenomen, want Hij weet waarlijk het beste wat bevorderlijk is voor de mens. En Hij leidt alles zo, dat het de ziel tot heil kan strekken en de mens geestelijk rijp kan worden als hij daartoe de wil heeft. Amen |