BD.2856
21 augustus 1943
Het werkzaam zijn van de tegenstander en diens kluistering
In veelvoudige vorm werkt de tegenstander tegen God. En op
velerlei manieren probeert hij Christus' leer van liefde te ondermijnen.
Haat en tweedracht zaait hij, waar de bodem er maar geschikt voor is en
elke gelegenheid neemt hij te baat, de mensen tegen elkaar op te hitsen
en hen te stijven in liefdeloosheid. Want hij probeert God te verdringen.
Hij tracht al het goede te versplinteren en langzaam te veranderen tot
het kwade. Hij probeert elk gevoel voor de waarheid uit te roeien en onder
de mensen opvattingen te verspreiden, die geheel tegen de liefdeleer van
Jezus Christus zijn gericht. En dus streeft hij ernaar Jezus Christus
zelf te verdringen, want met de waarheid wordt de mensheid ook het weten
van de grootste Drager der waarheid ontnomen. En dat is het doel van de
tegenstander Gods, want dan gaan ook de genaden van het verlossingswerk
voor de mensen verloren, zodra de mens hiervan niet meer op de hoogte
is en daarom de genaden ervan niet bewust begeert.
Jezus Christus moet echter erkend worden als Zoon van God en Verlosser
van de wereld. Pas dan kan Hij de mens de genaden van Zijn verlossingswerk
doen toekomen en pas dan is het hem mogelijk, vrij te worden uit de macht
van de tegenstander van God. Maar de wil van de mensen geeft zelf deze
buitensporige macht aan de tegenstander, want als de mensen zich zouden
verweren, zo ze hun wil helemaal aan God zouden willen overgeven, dan
zou de macht van de tegenstander gebroken zijn. En ook het op de hoogte
zijn van het verlossingswerk en het geloof eraan, zou de mensen, die op
God aansturen, niet afgenomen kunnen worden.
Toch laat God op dezelfde wijze Zijn kracht naar de aarde stromen, opdat
de mensen in staat zijn het werkzaam zijn van de tegenstander te onderkennen
en hem te weerstaan. En dus is er een strijd tussen de goede en de slechte
geestelijke wereld. Het is een voortdurend worstelen met als doel, invloed
te verkrijgen op het denken van de mensen en ze op de goede weg te leiden.
Want pas als het denken van de mens juist is, ziet hij de waarheid in
en begeert hij ze. Maar de goede krachten hebben weinig succes. De mensen
zijn helemaal zonder enige liefde. Dus heeft de tegenstander van God gemakkelijk
spel, ze voor zich te winnen en ze geven zonder weerstand aan zijn invloed
toe. En dus ontdoen ze zich zelf van elk geloof en elke genade, omdat
hun wil bereid is het grootste werk van liefde te loochenen, daar ze zelf
niet in staat zijn liefde te beoefenen en ze dus ook niet het liefdeswerk
van Christus begrijpen. En zo zullen ontelbare mensen aan activiteiten
van de tegenstander ten prooi vallen.
Maar God, in Zijn oneindige liefde en barmhartigheid, zal zijn handelen
maar tot op zekere hoogte dulden, want zodra diens optreden zich tegen
God zelf richt, zodra naar aanleiding van zijn invloed openlijk wordt
opgetreden tegen ieder mens, die Jezus Christus nog bekent, is dit een
openlijke strijd tegen God, die Hij niet zonder vergelding laat. Want
nu wordt het een ongelijke strijd, doordat de mens niet meer de vrije
beslissing voor God of voor diens tegenstander gelaten wordt. Integendeel,
hem mag geen keus overblijven, dan zich zonder enige terughoudendheid
voor de tegenstander Gods te verklaren. De mensen worden gedwongen hun
geloof prijs te geven, en wel juist diegenen, die nog aan Hem willen vasthouden,
want de andere doen al tevoren vrijwillig afstand van hun geloof.
Maar God zal nooit Zijn tegenstander de overhand laten krijgen, Hem te
verdringen. En Zijn laatste ingrijpen ontneemt hem elke macht en elke
kracht. Voor Hij hem echter kluistert, staat Hij de gelovige mensen op
buitengewone wijze bij, omdat ter wille van de ongelovigen, de heftige
strijd om het geloof moet ontbranden, omdat dezen de kracht van het geloof
moeten inzien en omdat het buitengewone werkzaam zijn van de gelovigen
hen nog terug kan brengen om te geloven, als ze niet volledig in de macht
van de tegenstander zijn. Maar tenslotte zal het ondraaglijk worden voor
de gelovigen, die de satan tracht te dwingen aan hem onderworpen te zijn.
En dan is het moment gekomen, dat zijn macht breekt, dat God een einde
maakt aan zijn doen en laten, dat Hij hem vernedert en hem alle macht
uit handen rukt.
En krachteloos zullen allen zijn, die hem huldigden. Krachteloos zullen
ze aan de hand Gods zijn prijsgegeven, die rechtsprekend nu de geesten
van elkaar scheidt; die alles totaal verdelgt, wat niet onder Zijn vaandel
heeft gestreden, en de weinigien, die Hem zijn toegedaan, beloont, zoals
Hij het heeft beloofd. En al woedt de tegenstander tevoren nog zo erg,
het uur komt, waarin aan zijn handelwijze een einde is gesteld en dit
uur is niet meer ver. En daaraan zult u het einde herkennen, dat de satan
zonder erbarmen woedt, dat hij de mensen tegen elkaar opzet, dat hij hen
gedachten ingeeft, die getuigen van ongehoorde wreedheid en liefdeloosheid
en dat hij hen zal aanzetten, elkaar te kwellen. Dan is ook de wereld
rijp voor de ondergang. Dat wil zeggen de aarde en alles wat erop bestaat
wordt door de wil van God omgevormd en vernietigd, nadat God de Hem trouw
toegedane mensen tot zich heeft gehaald, opdat ze aan de macht van de
satan worden ontrukt.
Amen
|