BD.2795
2 juli 1943
Nakomelingschap - In ongeduld wachtende zielen
Talloze zielen wachten volongeduld op de belichaming als mens,
daarom moeten steeds weer nieuwe geslachten ontstaan. Er moeten steeds
weer mensen geboren worden waarin de zielen hun verblijf kunnen nemen
gedurende hun laatste ontwikkelingsperiode op deze aarde.
En daar is altijd weer de bereidwilligheid van de mensen op aarde voor
nodig dat een ziel zich incarneren kan, en is tevens een daad der liefde
tot het niet verloste wanneer de mensen een ziel gelegenheid geven tot laatste
belichaming op aarde. En daarom moet de wil een nieuw leven te verwekken
aanleiding zijn tot elke verbinding tussen man en vrouw. Maar ontbreekt
deze wil, dan wordt een wellustige functie uitgeoefend die echter alleen
de verwekking van een menselijk leven tot doel heeft. En er wordt op dit
gebied veel gezondigd, dat wil zeggen: de goddelijke wil wordt niet meer in acht
genomen. Het lichaam wordt niet voor zijn eigenlijke opdracht gebruikt
en het gevolg daarvan is, dat veel zielen vergeefs wachten en zich niet
kunnen belichamen ofschoon zij de graad van ontwikkeling die een belichaming
toelaat, bereikt hebben. Deze zielen houden zich op in de nabijheid van
de aarde en proberen mensen aan te sporen zich te verenigen, wat meestal
het geval is wanneer de mensen in liefde verbonden zijn. De liefde moet
de drijfkracht zijn tot een verbinding waarvan een nieuw leven uitgaat.
De liefde tussen twee mensen is noodzakelijk, wil de tot leven gewekte
ziel de mogelijkheid hebben in de korte tijd op aarde een rijpheid te
verkrijgen die een ingaan in het lichtrijk toelaat.
En een verbinding zonder liefde geeft zielen gelegenheid tot belichaming
waarin verkeerde neigingen nog sterk overheersen, en dezen hebben daarom
in het aardse leven buitengewoon te strijden om deze neigingen te overwinnen.
De wil van de mens om nakomelingen te verwekken is ook meestal verbonden
met liefde voor elkaar, dat is voor de zich nu incarnerende zie1 van groot
voordeel wanneer de liefde overheerst omdat dan ook in dat nieuwgeboren
wezen de liefdesvonk overspringt - en het nu veel gemakkelijker tot zielenrijpheid
op aarde kan komen.
Het pogen echter om het krijgen van nakomelingen te verhinderen kan voor
de ziel die zich belichamen wil in zover nadelig zijn, dat deze instinctmatigheid
der mensen nu ook dezelfde dwang in het nieuwe wezen versterkt en diens
ziel voortdurend daartegen te strijden heeft. Komen echter deze zielen
niet tot belichaming, dan houden zij zich toch op in de nabijheid van
mensen en benauwen hen, dat wil zeggen: zij proberen op de mensen in te werken
zich te verbinden ten dienste van de voortplanting. En begrijpelijkerwijs
zullen dan steeds de lichamelijke neigingen overheersen omdat die zielen
volgens hun eigen geneigdheid op de mensen trachten in te werken. Zij
willen dus puur lichamelijke begeerten overdragen om gelegenheid te hebben
zichzelf te belichamen.
Een enorme verantwoording ligt daarom bij de mensen die zich instinctmatig
verbinden zonder liefde. Zij zijn omgeven door zielen die zich belichamen
willen en lokken door hun begeerten zielen met dezelfde neiging aan, die
van hun kant de ongeremde momenten benutten om verblijf te nemen in een
nieuw verwekt wezen dat nu zijn aardse loopbaan als mens begint.
Meestal zijn er overwegend meer van deze zielen, omdat het getal van degenen
die door liefde en een bewust willen nakomelingen in het leven lieten
komen zeer gering is. En daarom dwaalt het menselijke geslacht ook steeds
meer af van het geestelijke, omdat er maar weinig liefde is onder de mensen
die ook zonder liefde het levenslicht aanschouwt hebben.
Amen
|