BD.2749
21 en 22 mei 1943
Gods wegen zijn vaak onbegrijpelijk
Gods wegen zijn voor de mensen vaak onbegrijpelijk. Door Zijn wijsheid en Zijn liefde worden ze de mensen uitgestippeld zoals ze voor hun zielenheil nuttig zijn, maar de mens is niet in staat dit te onderkennen. Hij ziet alleen het lijden, maar niet de zegen van het lijden en hij ziet ook het doel niet, veeleer kleven zijn ogen onophoudelijk alleen maar aan de weg, die vaak niet te passeren lijkt. Hij ziet de stenen die hem vaak onbegaanbaar maken en mort en klaagt dat God hem juist deze weg laat gaan.
En toch zouden de mensen zich voor ogen moeten houden dat Gods wijsheid en liefde hen de weg over de aarde zo laat gaan als hun ziel dit nodig heeft. Want Hij kent zowel de toestand van rijpheid van de mens, als ook de uitwerking van elk gebeuren op deze toestand, en dus beschikt Hij alles zo, dat het voor de mensen vaak onbegrijpelijk is.
Wanneer de mens uit eigen aandrang in gevaar is verkeerd te gaan, grijpt God in, en dit tot zijn redding, maar hem steeds nog de vrije wil latend, dat hij niet onvoorwaardelijk de weg moet gaan die God hem voorschrijft, maar kan gaan volgens zijn (vrije) wil, alleen wordt hij ogenschijnlijk zo gestuurd dat hij een hogere leiding zou moeten herkennen wanneer hij al het gebeuren om zich heen in ogenschouw neemt.
Zodra hij gelooft, geeft hij zich ook zonder weerstand over aan de leiding van God. En dan eist hij niet, maar hij schikt zich vol overgave naar de wil van God. Hij gaat de weg die God hem voorschrijft en hij zal tenslotte ook de wijsheid en de liefde van God beseffen, zodra hij, rijp van ziel, aan het einde van zijn aardse leven zijn weg over de aarde terugblikkend overziet.
Op vaak wonderbare wijze brengt God de mensen samen die elkaar moeten helpen opwaarts te gaan, omdat de een de ander nodig heeft voor zijn positieve ontwikkeling. Hij laat de mensen gemeenschappelijk door het aardse leven gaan, om hun de mogelijkheid te geven elkaar in dienende liefde geestelijk vooruit te helpen. Hij leidt de mensen in de meest uiteenlopende situaties, waarin ze rijp kunnen worden.
En het zal hun steeds onbegrijpelijk zijn, zolang ze hun geestelijke ontwikkeling niet inzien als doel op aarde, want vaak heeft het er de schijn van, dat God het geluk van de mensen verstoort, maar dan zijn ze in gevaar aan het aardse leven te gronde te gaan, dat wil zeggen: ze denken te weinig aan hun ziel, wanneer de aarde hun de vervulling van hun vurig verlangen brengt. En daarom zal de mens meestal aards geluk moeten opgeven ter wille van zijn ziel, en zijn levenslot is vaak zo vreemd dat het hem moeilijk valt te geloven in een God van liefde en wijsheid.
Maar de geestelijke ontwikkeling is zin en doel van het aardse leven en waar deze in gevaar is, waar er niet naar wordt gestreefd, hebben de mensen vaak een hard ingrijpen van de kant van God nodig. Zijn wegen zijn vaak vol stenen en doornen, maar ze voeren zeker opwaarts. En gezegend zijn die zich zonder tegenspreken op zulke wegen laten zetten en hem ondanks alle hindernissen afleggen tot zij bij het doel zijn.
Ze kunnen te allen tijde terug op de brede, goed begaanbare weg, dat wil zeggen: ze kunnen voor zichzelf hun weg over de aarde aangenaam inrichten krachtens hun vrije wil, maar God beschikt de gebeurtenissen in het leven van de enkeling zo, dat hij enorme wilskracht op moet brengen om deze de baas te worden wanneer hij zich aan de invloed van God wil onttrekken.
Laat hij zich echter leiden door God, dan gaat hij schijnbaar wel een veel zwaardere weg, maar steeds met steun van God en komt zodoende ook bij het doel. Want de hardheid van het lot doet hem makkelijker de weg naar God vinden als hij ver van Hem af staat en dan overwint hij elke hindernis en hij ziet ook in, waarom hij die weg moet gaan. Hij leert begrijpen dat alleen de liefde en wijsheid Gods aan het werk zijn, die de levensweg van ieder mens bepalen om diens ziel te redden van het eeuwige verderf.
Amen |