Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.2540
6 november 1942

Het doel van de schepping is de aanpassing aan God

Het laatste doel van de schepping is de daaruit voortvloeiende toenadering tot God.

God probeert alles weer naar zich toe te leiden wat eens als kracht van Hem uitging, doch voortdurend onder Zijn wil staat. De wil van het wezenlijke in de schepping is nog tegen Hem gericht en pas wanneer het zijn wil voor de goddelijke wil buigt, heeft de aanpassing aan God plaatsgevonden en is het doel van de schepping vervuld. De aanpassing aan God heeft weer het eeuwige leven tot gevolg, dat een staat is van eeuwigdurende volheid van licht en kracht. Een staat van geluk en eeuwige heerlijkheid die Gods grote liefde het oorspronkelijk had toebedacht, maar die ook een zekere graad van volmaaktheid vooropstelt, die het wezenlijke door eigen wil moet hebben bereikt. Gods scheppingswerken geven het wezenlijke rijkelijk de gelegenheid tot volmaaktheid te komen. En Gods liefde laat het nooit zonder ondersteuning, maar ook de eigen wil van het wezenlijke moet onvoorwaardelijk actief worden. Het wezenlijke moet zelf beslissen en bijgevolg een proeftijd doormaken, waarin hem elke vrijheid is gegeven en het dus ook in wilsvrijheid kan beslissen welk einddoel het begerenswaardig toeschijnt. Want ondanks Zijn overgrote liefde dwingt God geen enkel wezen om Hem toe te behoren. Integendeel, Hij laat het de volledige wilsvrijheid, maar tracht toch Zich aan hen te openbaren, opdat hun wil voor Hem kiest, om hun een leven in heerlijkheid te verzekeren. Want Zijn liefde wil niets verloren laten gaan wat in Hem zijn oorsprong had. En Zijn wijsheid ziet het juiste en enige middel in dat aan het doel beantwoordt, dat Zijn wil en Zijn kracht tot iets zichtbaars liet worden.

Hij schiep de hemel en de aarde voor de definitieve verlossing van het geestelijke dat door zijn vroegere opstand tegen God zelf tot onvrije wezens was geworden, opdat het nu zijn vrijheid weer terug kan krijgen.

Amen