BD.2522 Bij ceremoniële handelingen wordt de wil beoordeeld God bedenkt de mensen overeenkomstig hun geloof. Dit dient zo te worden opgevat, dat de mensen zich datgene tot geestelijk eigendom maken wat het geloof hun leert en dat ze dus ook aan alles voldoen wat door het geloof van hen wordt geëist. Bij deze vervulling beoordeelt God de wil van de mens, die dus goed is, want hij keert zich naar God toe. De mens wil dat doen wat God welgevallig is, wat het geloof hem leert. En als deze op God gerichte wil zijn denken en handelen bepaalt, is dat ook God welgevallig, hoewel de mens niet in de waarheid leeft, hij dus in een onjuist geloof werd onderwezen. Daarom zullen ook die mensen zalig worden, bij welke het juiste geloof ontbreekt, als ze maar een voor God juiste levenswandel nastreven en steeds dat doen wat hun voor God juist lijkt. Er wordt hun wel steeds de mogelijkheid gegeven het ware geloof aan te nemen, de zuivere waarheid wordt hun bijgebracht. Maar denkt hij deze niet aan te kunnen nemen omdat hij gelooft zelf in de waarheid te staan, dan zal hij toch een juiste, God welgevallige levenswandel leiden. En God zal deze erkennen, omdat de mens het goede wil, omdat hij de wil van God wil vervullen. En zo wordt ook elke handeling die hij verricht beoordeeld overeenkomstig zijn wil. En elke ceremonie die op zich helemaal geen waarde heeft, wordt door de wil God daarmee te dienen, tot een God welgevallige handeling. Dus kan de goede mens door zo'n handeling het welgevallen van God verwerven, zodra hij ze tot eer van God verricht, zodra hij gelooft God daarmee te dienen, ofschoon de handeling op zich geen diepere betekenis heeft. Anderzijds echter is een bepaalde ceremoniële handeling zonder waarde, wanneer er niet de op God gerichte wil aan ten grondslag ligt. En evenzo kan een mens zonder zo'n ceremonie met zijn gehele wil op God aansturen en wordt deze wil door God net zo hoog gewaardeerd. De mens die alle uiterlijkheden buiten beschouwing laat, maar bewust God wil dienen, kan zelfs veel dichter bij God staan. Maar zoals het geloof van de mens is, zo zal ook het werkzaam zijn van God bij hem zichtbaar worden, omdat God het geloof van de mens niet te schande laat worden, zolang dit zich niet tegen God keert. Het is echter onjuist om aan te nemen dat alleen die mens naar Gods welgevallen leeft, die alle uiterlijkheden strikt vervult. Niets wat naar buiten toe zichtbaar is, geeft de doorslag voor de werkelijke waarde voor God, alleen maar de wil, die God beoordeelt, ongeacht of de mens de handelingen verricht die door het geloof van hem worden gevraagd. Amen |