BD.2507
12 oktober 1942
Gods wil - Geboden - Vrede en orde - Uitwerking
En dit is de wil van God, dat u de vrede bewaart met elkaar, dat u elkaar in liefde dient en uw leed gemeenschappelijk draagt. En als u Zijn wil vervult, zal ook uw leven vredig en gezegend zijn, en leed en kommer zullen ver van u blijven, want dan leeft u zo, zoals het voor uw ziel bevorderlijk is. U beoefent de naastenliefde en bewijst God daardoor ook uw liefde voor Hem, en uw levenswandel is God welgevallig. Maar hoe staat u mensen nu tegenover elkaar? U bestrijdt elkaar, u berokkent de naaste schade en de liefdeloosheid viert hoogtij. En daarom zult u leed moeten dragen. U zult veel nood moeten verduren en deze nood zal tot stand moeten brengen dat u gezamenlijk het leed leert dragen, dat u elkaar behulpzaam bent.
De wil van God moet vervuld worden, daar de mens anders in strijd met de goddelijke orde handelt. Past de mens zich aan de goddelijke wil aan, dan kan zijn leven alleen vredig zijn, zoals alles op aarde harmonisch en vredig zijn zal als de mensen dezelfde wil hebben als God. Zodra de mens zich echter tegen deze goddelijke wil keert, moet zijn leven ook in een zekere wanorde verlopen die hem zelf niet behaagt, want het is een verkeerde wil waarvan de mens blijk geeft als hij tegen de goddelijke wil in handelt.
Vervulling van de goddelijke wil, orde en vrede, zijn oorzaak en gevolg. Maar evenzo zullen ook leed, kommer, onvrede en aardse chaos de gevolgen van het handelen tegen de goddelijke wil zijn. En daarom gaf God Zijn geboden, opdat de mensen de wil van God kennen. Hij stelde zekere richtlijnen op voor de levenswandel op aarde, naar welke de mens het leven moet leiden en Hij maakte hun ook bekend welke gevolgen een leven veroorzaakt dat niet beantwoordt aan deze richtlijnen. De goddelijke geboden zijn de mensen tot zegen gegeven, opdat wie ze vervult het eeuwige leven deelachtig zal worden. Het niet vervullen heeft echter de dood van de ziel tot gevolg.
De goddelijke wil moet worden opgevolgd, want zolang de mens of diens ziel zich tegen deze wil opstelt, bewijst hij nog zijn afvalligheid van God. Hij is nog tegengesteld aan God. En bijgevolg moet zijn leven op aarde een toestand zijn die hem niet bevalt, opdat hij aangemaand wordt anders te willen, opdat hij zich bij God aansluit, die hij tevoren niet erkende. Daarom is het aardse leed onvermijdelijk noodzakelijk voor de mens die geen acht slaat op de wil van God of zich geheel tegen Hem verzet.
God verlangt alleen de wil van de mens, dat die zich zal voegen naar de goddelijke wil, dat de mens dus dat doet wat God hem door Zijn geboden zegt te doen. Dan vervult hij de wil van God en nu is hem een leven beschoren vol harmonie en vrede van de ziel, te midden van de chaos en warboel van de wereld die door de liefdeloosheid zijn ontstaan.
Amen |