BD.2496
5 oktober 1942
Verkeer met het hiernamaals - Bereidheid om te geven (Spiritisme)
Het is onvergelijkelijk waardevol, zich in een toestand te
verplaatsen die de verbinding met het geestelijke rijk oplevert, want
alleen door zo'n verbinding is het mogelijk in de waarheid te worden binnen
geleid. En daarom is het ook door God gewild dat dit verkeer in stand
wordt gehouden zolang de mens naar de waarheid streeft. Alleen het verlangen
naar waarheid geeft het recht op zo'n verbinding, want dit is het doel
van een verbinding van deze kant met de overkant, dat daardoor de zuivere
waarheid naar de aarde wordt geleid.
Evenwel, ieder mens meent naar de waarheid te verlangen, zodra hij zich
verbindt met het hiernamaals. Maar vaak is het slechts weetgierigheid,
dus het verlangen om over het rijk hierna uitsluitsel te verkrijgen, zonder
zich daarbij bewust te worden van een taak dat het ontvangen weten verder
geleid moet worden naar de onwetende medemensen. Want wie ontvangt, moet
ook geven. Is de liefde voor het eigen ik van een mens sterk geaccentueerd,
dan neemt die mens het weten uit het geestelijke rijk alleen voor zichzelf
in ontvangst.
Dit strookt niet met de wil van God, want aan al het denken en handelen
moet het gebod van de naastenliefde ten grondslag liggen. Een liefdevol
hart ontvangt en deelt het ontvangene uit. Is de mens echter niet bereid
om te geven, dan verliest hij ook het recht gaven te ontvangen. Houdt
hij nochtans de omgang met het hiernamaals in stand, dan is er geen garantie
voor de zuivere waarheid te geven, want nu dringen zich ook die wezens
op die door eigenliefde nog ver van de waarheid verwijderd zijn.
Bijgevolg hoeven niet alle boodschappen in overeenstemming met de waarheid
te zijn, als ze door een mens ontvangen zijn die zich niet in de dienst
van God heeft gesteld, dat wil zeggen: zijn wil aan Hem kenbaar heeft gemaakt,
voor Hem en de verbreiding van de zuivere waarheid werkzaam te zijn. Dit
bewuste God willen dienen, behoedt de mens voor onware geestelijke gaven,
want God leidt de waarheid alleen naar de aarde met het doel dat deze
aan de mensheid wordt overgebracht. Het ontvangen van geestelijke gaven
moet de uitwerking van een liefdevol hart zijn, eerst de liefde voor de
medemens moet de mens in staat stellen en waardig maken, geestelijke gaven
in ontvangst te nemen.
Een verbinding met het hiernamaals kan echter ook door mensen tot stand
worden gebracht wier graad van liefde erg laag is; ze zullen ook voortdurend
mededelingen uit het geestelijke rijk in ontvangst nemen, maar deze zullen
steeds in overeenstemming zijn met het wezen of de graad van zielenrijpheid
van de mens die de verbinding aanknoopt. Op ieder mens wordt beslag gelegd
die zich bereid verklaart boodschappen uit het geestelijke rijk te ontvangen.
Alle geestelijke wezens willen zich uiten en ze doen dit ook beantwoordend
aan de graad van hun rijpheid, dat wil zeggen: hun weten. De scheidsmuur tussen
waarheid en onwaarheid richt de mens echter zelf op door de graad van
zijn verlangen naar de waarheid. Wie streeft naar de zuivere waarheid,
aan diens verlangen wordt ook gevolg gegeven door de dragers van de waarheid,
door wezens die vol licht zijn en in verbinding staan met God. Dezen kunnen
alleen maar zuivere waarheid uitdelen, en ze beschermen ook de ontvangende
mens ervoor, dwaling in ontvangst te nemen, want hun kracht is zo sterk
dat ze alle onvolmaakte wezens verdringen uit de nabijheid van de mens
die alleen maar de waarheid begeert en ze in ontvangst wil nemen om haar
te verbreiden onder de in duisternis voortgaande mensheid.
Amen |