Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.2461
30 augustus 1942

Zedeloosheid - Ongeschreven wetten

Een algemene zedeloosheid begeleidt de tijd van de liefdeloosheid van de mensen. En ook dit is een teken van geestelijk verval, dat de mensen geen enkel respect meer hebben voor de fijnere gevoelens van de medemensen en zich dus tegenover hen helemaal niet inhouden. En een geslacht dat zonder zeden en zonder hoge moraal is, gaat de ondergang tegemoet. Dit is wel onbegrijpelijk voor de mensen, daar zij ingetogenheid slechts als menselijke bijzaak beschouwen en vinden dat een uitleven van alle driften bij de tijd hoort. En ze worden in deze mening gesterkt door de totaal valse opvatting dat de zedenwetten de mensen alleen maar hinderen in het zich uitleven en daarom moeten worden afgeschaft. Nooit of te nimmer zal een volk blijven bestaan als het voor zichzelf helemaal geen wetten tot richtsnoer wil maken, die de mensen een zedelijk halt toeroepen en zij in het kader van een zekere maatschappelijke ordening hun leven leiden. Dit zijn ongeschreven wetten die echter tot nu toe door de mensen werden geaccepteerd, daar ze allen zowel de noodzaak als ook de zegen van zulke wetten inzagen en ter wille van de menselijke ordening zich daar zonder tegenspraak naar voegden.

Deze wetten raken steeds meer in vergetelheid, ofwel worden ze door de mensen opzettelijk verworpen omdat ze voor een uitleven van de instinctieve driften hinderlijk zijn. En daarin is duidelijk een achteruitgang van de geestelijke ontwikkeling te herkennen. Want hoe meer de mens op zijn instincten is gericht, des te minder is hij gericht op God. Hij begeert de wereld, dat wil zeggen: alles wat het lichaam welbehagen verschaft en laat vanwege het lichaam elk rekening houden met de medemensen vallen. En het gevolg daarvan is dat de mens een prooi wordt van geestelijke krachten die op aarde een leven van ongeremd genot geleid hebben, die hun begeerten op de eerste plaats stelden en dus een zondig leven leidden. Deze geestelijke krachten hebben grote invloed op die mensen en ze gebruiken deze op een wijze, dat de mens steeds minder acht slaat op de ongeschreven wetten, dat hij zonder nadenken zich aan een lichtzinnige levenswandel overgeeft, dat er voor hem ook geen grenzen bestaan dan alleen het voldoen aan zijn begerigheid.

Voor de geestelijke ontwikkeling is zo'n instelling wat betreft de vreugden van de wereld nooit bevorderlijk, want wat het lichaam verlangt, zal steeds tot nadeel van de ziel zijn. Maar bovendien zal een geestelijk streven bespot en belachelijk gemaakt worden, en dat weer, zonder enige scrupules, omdat de mensen het gevoel voor fatsoen en goede zeden verloren hebben. Dus wordt ook de mening van de enkeling niet geacht, veeleer beschouwd als van de tegenpartij en daarom verworpen, vaak op schaamteloze wijze. Want zedeloosheid en geestelijk verval gaan hand in hand. De mensen spreken er wel van verlicht te zijn, maar ze zijn het minder dan ooit. Ze spreken van geestelijke vooruitgang en zijn toch ver achtergebleven, want daaronder verstaan ze niet de vooruitgang van de ziel, maar alleen een misvormd denken, dat hun toch waard toeschijnt om na te streven. Ze trachten een nieuwe moraal op te bouwen die een lichtzinnige levenswandel in de hand werkt en streven ernaar dit als ideaal voor te stellen. En dus zullen er nieuwe wetten worden afgekondigd en oude wetten ongedaan gemaakt. En hiermee in overeenstemming zal ook de mensheid veranderen en elke norm verliezen voor een deugdzaam God welgevallig leven, dat de mens een vooruitgang van de ziel moet opleveren.

Amen