BD.2455
23 augustus 1942
Bekoringen van de kant van de onderwereld en strijd
Wat zich in opgaande lijn ontwikkelt, is ook aan bijzondere
bekoringen van de kant van de onderwereld blootgesteld, want de strijd
van de duisternis tegen al het lichtvolle en het naar het licht strevende,
wordt met volharding gevoerd en vergt een taaie weerstand.
En daarom moet de mens elke geestelijke strijd beschouwen als een bewijs
dat ook hij behoort tot diegenen die zich positief ontwikkelen, en dat
deze gevechten alleen maar zijn wil beproeven en hem ook sterker laten
worden.
Er zal geen mens die worstelt zonder hulp blijven en zijn ziel wordt behoed
door lichtwezens, die deze strijd wel zien en steeds bereid zijn hulp
te bieden, omdat ze op de hoogte zijn van de zwakheden van de mens, maar
ook van hun wil de zwakheden meester te worden. Ook zij verlangen naar
waarde geschat te worden voor hun hulp, ze willen echter meer geven dan
ze ontvangen van de mens, ze verlangen alleen opmerkzaamheid
om hun een weten over te brengen dat gelukkig maakt.
En anderzijds draagt dit weten ertoe bij zich tegen de krachten van de
onderwereld te weer te kunnen stellen, dus als overwinnaar tevoorschijn
te komen in de strijd tegen kwade krachten. Want tegenover een mens die
weet, zijn de wapens van de kwade machten zonder uitwerking, want hij
onderkent hun list en kan er met succes tegen optreden. Een zeker gevaar
bestaat er alleen zolang als onverschilligheid zich van de mens meester
maakt en hij verzuimt hier tegen te strijden, en dat is juist gevaarlijk,
omdat de tegenstander van God dadelijk bereid is de onverschilligheid
van de wil van de mens in zijn greep te krijgen en dat dan de strijd steeds
zwaarder wordt die de mens moet voeren.
Want het is de sterke kant van de mens dat hij zich dadelijk overgeeft
aan God en Hem om bescherming vraagt, en hij deze weg zal gaan door het
weten dat hij ontvangen heeft. Daarom heeft de tegenstander van God slechts
geringe vooruitzichten om een ziel die naar God streeft voor zich te winnen,
ofschoon zij geconfronteerd wordt met verleidingen in de vorm
van geestelijke neerslachtigheid, depressies, die zich steeds dan voordoen,
wanneer de mens zich sterk genoeg waant en minder beroep doet op de hulp
van God.
God wil altijd geraadpleegd worden, Hij wil de mens steeds als Leider
bijstaan onder alle omstandigheden van het leven, maar Hij wil ook altijd
aangeroepen worden, en als de mens dit nalaat, trekt God zich schijnbaar
van hem terug en laat hem in nood geraken om hem daardoor weer aan zich
te binden, om uit het diepst van het hart weer te worden aangeroepen,
opdat door dit roepen de krachten van de onderwereld worden verdrongen
en het omhoog klimmen nu zonder moeite kan voortgaan. Want God wil het
de mensen makkelijk maken, maar de zwakheid van de wil verzwaart hun de
weg omhoog.
Amen |