BD.2448
13 augustus 1942
Activiteit in het binnenste der aarde - Erupties
In de loop der tijden heeft er zich een verandering afgespeeld
met de aarde, zowel in haar binnenste alsook op het aardoppervlak. En
dit is het gevolg van de eeuwigdurende omwentelingen om zichzelf. Er zijn
daardoor verplaatsingen tot ontwikkeling gekomen. Er zijn verhogingen
en inzinkingen ontstaan, die ook nog van plaats veranderen, dat wil zeggen
plaatselijke verschuivingen. Dus behoudt de aarde haar uiterlijke vorm
niet onveranderd. Integendeel, ze heeft al de meest verschillende veranderingen
doorgemaakt, ofschoon de hoedanigheid op zich hetzelfde is gebleven.
Daarentegen is het binnenste der aarde onophoudelijk werkzaam en veroorzaakt
ook van binnen uit veranderingen aan het aardoppervlak. Dit is te constateren
bij de plantengroei, die door duizenden jaren heen eveneens een andere
is geworden en ook nooit meer dezelfde zal blijven, ofschoon deze veranderingen
zich niet in korte tijd voltrekken en daarom door de mensen tijdens hun
leven op aarde niet kan worden waargenomen. Deze veranderingen voltrekken
zich meestal zeer langzaam en voor het oog bijna niet zichtbaar en hebben
daarom een zeer lange tijd nodig.
Maar soms is de activiteit in het binnenste der aarde ongeremd en dan
worden plotseling omvormingen zichtbaar, die grote verwoestingen op het
aardoppervlak teweeg brengen en voor de mensen ontsteltenis en ontzetting
betekenen. Dan lost tot nu toe vaste vorm op. Hij houdt geen stand tegen
de ongebreidelde activiteit van de elementen in het binnenste der aarde
en wordt door deze met ontzaglijk geweld uit het binnenste der aarde naar
het aardoppervlak gedreven, waar ze nu uiteen vliegt en in geheel nieuwe
omgeving zich aan de beschikbare aardmassa's of natuurscheppingen
probeert aan te passen. Zulke onweerstaanbare uitbarstingen hebben begrijpelijkerwijs
een algehele verandering tot gevolg, ook boven de aarde. Het bestaande
wordt verwoest, de door mensen tot stand gebrachte ordening wordt omvergeworpen.
Er ontstaat een onvoorstelbare chaos, die de mensen in uiterste ontzetting
en benauwenis brengt, omdat ze niet tegen zulke aarderupties zijn opgewassen
en daardoor in totaal andere levensomstandigheden worden gedwongen.
Een verandering van het aardoppervlak is echter nodig geworden, ofschoon
een verklaring hiervoor alleen geestelijk kan worden gegeven. Want aards
is er in een dergelijke verandering geen opbouw te zien, maar een verwoesting
en vernietiging van het bestaande. Maar geestelijk is dit enorm belangrijk.
Het geestelijke dringt zich uit het binnenste der aarde naar buiten. Het
wil aan zijn ontwikkelingsgang in de vorm beginnen. En er zijn oneindig
veel fases nodig, die het geestelijke moet doormaken, tot het dan het
laatste stadium van zijn belichaming op aarde bereikt. Het nog onontwikkelde
geestelijke is ondenkbare tijden lang in de meest harde vorm gekluisterd
geweest en het wordt nu een zekere vrijheid gegeven, zodat het zichzelf
uit deze vaste vorm kan losmaken, wat het nu met wezenlijke kracht uitvoert.
Deze uiting van kracht wordt door de mensen als een natuurcatastrofe ervaren,
die al naar gelang de omvang ervan meer of minder smartelijk is voor de
mensen. Al het geestelijke wordt weliswaar weer gekluisterd, maar vooralsnog
brengt het zowel de planten- als de dierenwereld in het nauw en in versterkte
mate de mensen, die het uit hun rust opschrikt en tot het uiterste bedreigt.
Er gaan zeer lange tijden voorbij, tot een dergelijke verandering van
het aardoppervlak zich voltrekt, omdat dit niet willekeurig kan gebeuren,
maar alleen met Gods toestemming, die Hij geeft, wanneer dus het wezenlijke
in het bezit van de vrije wil is en deze niet meer wordt gebruikt. Dan
moet er een compensatie plaatsvinden, doordat weer het nog onontwikkelde
geestelijke het al gevorderde geestelijke in verdere ontwikkelingsfasen
dringt, opdat dit snel in het bezit van de vrije wil komt. En daarom heeft
de aarde van tijd tot tijd en op steeds andere plaatsen zulke veranderingen
te verwachten, die steeds hun natuurlijke oorzaak hebben in de voortdurende
werkzaamheid van de elementen in het binnenste der aarde.
Voor de wetende mens zijn dus de natuurcatastrofen begrijpelijk. Want
hij ziet niet alleen de aardse, maar ook de geestelijke noodzakelijkheid
in en hij zal er steeds een besturen van God in herkennen. Hij kent de
noodzakelijkheid van de positieve ontwikkeling van het geestelijke. Ook
is hij op de hoogte van de lage geestelijke toestand van het wezenlijke,
dat in de laatste uiterlijke vorm de aarde bevolkt en van de mogelijkheid
dit te redden.
Maar voor de onwetende mensen is een natuurgebeuren, dat grote verwoestingen
tot gevolg heeft, onbegrijpelijk. En ze zien noch de geestelijke, noch
de aardse waarde ervan in. En daarom zullen ze van ontzetting vervuld
zijn, als het binnenste der aarde in beweging komt en ze geheel machteloos
zijn overgeleverd aan het woeden der elementen. Maar wat bepaald is sinds
eeuwigheid komt onvermijdelijk, zodra de Schepper van hemel en aarde het
ogenblik voor gekomen beschouwt.
Amen
|