BD.2445
10 augustus 1942
Liefdeloosheid - Strijd van de wereld tegen de leer
van de liefde
Het gedrag van de mensheid is niet met de leer van Christus in overeenstemming te brengen, want deze eist werken van liefde, ze vraagt te leven voor elkaar, ze verlangt een verhouding van mensen met elkaar zoals die van broeder tot broeder. De huidige mensen staan echter allen vijandig tegenover elkaar, naar buiten toe vaak alsof ze elkaar bijstaan, evenwel in hun hart steeds alleen maar bedacht op eigen voordeel en de medemens beschouwend als tegenstander omdat hij zich door hem geschaad of benadeeld voelt. De mensheid is helemaal gespeend van liefde en daarom keert ze zich tegen het christendom, tegen de goddelijke leer van de liefde die ze niet meer in acht wil nemen. Want de liefde beoefenen betekent voor de mensen zelfoverwinning. Het betekent afstand doen van de materie, een achterstellen van de eigen wensen en begeerten, een opofferen van datgene wat de mens lief is.
De eigenliefde moet bestreden worden, de mens moet zichzelf opvoeden tot bescheidenheid om daardoor zijn medemens behulpzaam te kunnen zijn, dat bij hem geeft waarvan hij afstand doet. Dit is een offer dat alleen uit liefde gebracht kan worden en daarom moet de liefde beoefend worden. Maar slechts zelden brengt een mens nog dit offer voor zijn medemensen. Ieder denkt alleen maar aan zichzelf en daarom vindt hij de leer van Christus lastig en is hij het eens met het voornemen van de mensen deze uit te roeien.
Waar liefdeloosheid heerst, zal zonder bedenkingen de strijd tegen de goddelijke leer van de liefde gevoerd worden. En de liefdeloosheid is over de hele wereld verbreid, de mensen overtreffen elkaar in wreedheden die ze hun medemensen aandoen en dus is de hele wereld schuldig te noemen aan het grote wereldgebeuren, dat alleen maar in de liefdeloosheid van de mensheid begon en dat steeds grotere liefdeloosheid als gevolg had en daarom als het werk van de hel, als het werkzaam zijn van demonische krachten moet worden aangeduid. En de mensen beseffen het geestelijk lage niveau niet waarin ze zich bevinden. Ze kijken alleen naar de puur uiterlijke uitwerking van het wereldgebeuren, echter niet naar de geestelijke toestand van hen die door hun grote liefdeloosheid ook hun medemensen aanleiding geven tot liefdeloos handelen. En zolang deze wantoestand niet beseft wordt, kan hij ook niet worden opgeheven. Zolang de mens de liefdeloosheid niet als grootste kwaad inziet, zal hij zich ook niet inspannen om in de liefde te leven, dat wil zeggen: de medemens dit ten deel te laten vallen.
En dus zal hij ook de leer van Christus niet goedkeuren. Hij zal er afwijzend tegenover staan, omdat het naleven ervan hem aards geen voordeel oplevert. Maar zijn handelen zal ook dienovereenkomstig zijn. Weer wordt de liefde verdrongen en het gevolg ervan zal slechts weer grotere liefdeloosheid zijn. De ene mens zal de vernietiging van de andere nastreven. Hij zal geen geremdheid kennen, hij zal niet meer in staat zijn recht en onrecht te onderscheiden en daarom zichzelf in hardheid en wreedheden overtreffen. En elke liefde zal bekoelen en het geestelijke dieptepunt zal zakken tot het uiterste. En een wereld zonder liefde kan niet bestaan. Ze is overgeleverd aan de ondergang en met haar alles wat niet probeert zichzelf te verlossen door de liefde.
Amen
|