BD.2417 De verantwoordelijkheid van de ziel in het aardse leven Welke verantwoordelijkheid de mens tegenover zijn ziel draagt in zijn leven op aarde, daarvan moet hij op de hoogte worden gebracht. En dit gebeurt door het onderrichten in de goddelijke leer, die de mens als leer van Christus wordt gegeven en die hem de duidelijke weg toont, die hij heeft te gaan. Het weten daarover moet hem worden overgebracht, daar hij anders niet ter verantwoording zou kunnen worden geroepen. Hij moet weten, dat het lichaam in staat is alles tot stand te brengen, maar dat het veel doet ten koste van de ziel. Maar alleen de ziel hoeft zich te verantwoorden en daarom moet zij de kracht opbrengen het lichaam te ontzeggen wat wel voor het lichaam bevorderlijk is, maar wat nadelig is voor de ziel. En alleen de ziel is bepalend voor dat, wat het lichaam doet. Want het lichaam zonder de ziel is dood, dus geeft de ziel dit pas het leven, omdat het willen, denken en voelen van de ziel uitgaat, dus als het ware het wezen is van de ziel. Is nu het denken, voelen en willen alleen op het lichaam gericht en wordt alleen zijn verlangen vervuld, dan moet de ziel gebrek lijden. En haar armoede zal duidelijk worden, wanneer ze zich moet verantwoorden voor haar leven op aarde. Want het lichaam vergaat en hoeft derhalve niet de gevolgen van een verkeerde levenswandel te dragen, terwijl de ziel moet lijden, beantwoordend aan haar leven op aarde. En dit moet de mens op aarde worden bekend gemaakt, opdat hij niet handelt uit onwetendheid, maar veel meer zich van zijn verantwoordelijkheid bewust is. En deze kennis verschaft hem de christelijke leer die de mens precies voorschrijft wat hij doen en laten moet; die hem de Wil van God helder en duidelijk kenbaar maakt en die hem alles voorhoudt, wat de opgave van de mens is op aarde. Amen |