BD.2412
17 juli 1942
Geestelijke dwang - Menselijke geboden - Het bestrijden
van de leer van Christus
Elke geestelijke dwang is te veroordelen, want wat de mens
van hieruit doet, kan voor God geen waarde hebben. Alleen volledige wilsvrijheid
bepaalt de waarde van het handelen van de mens en daarom moet hun alleen
de leer van Christus worden verkondigd, maar niet door geboden en voorschriften
hun een bepaalde leefwijze tot taak worden gesteld, die ze dan plichtmatig
en uit gewoonte nakomen. De mensen moeten wel tot een juist denken en
handelen worden opgevoed, maar er mag hun steeds alleen maar het juiste
of verkeerde van hun handelen worden voorgehouden. Ze moeten worden aangespoord
liefde te beoefenen, maar nooit mogen ze door geboden tot handelingen
worden gedwongen, die niet overeenstemmen met hun innerlijk willen. Alleen
het gebod van de liefde moet worden nagekomen en daarom ook worden geleerd,
want wie het gebod van de liefde vervult, vormt zijn hart zo, dat het
nu vanzelf alles wil doen, wat beantwoordt aan Gods wil. Maar geboden,
die de mensen aanleiding geven tot een bepaalde leefwijze, maar waarvan
het niet vervullen geen liefdeloosheid tegenover de mensen betekent, zijn
niet door God gegeven, dat wil zeggen ze staan buiten de leer van Christus,
want deze is alleen een leer, die liefde predikt, maar die niet door uiterlijke
dwang een vervulling van de goddelijke geboden van de liefde probeert
te bereiken.
De mens moet zich in volledige wilsvrijheid kunnen vormen, wil deze omvorming
van het denken van waarde zijn voor de eeuwigheid. Maar de wilsvrijheid
wordt beperkt, zodra deze omvorming plichtmatig wordt verlangd. Elke goede
daad, die niet in het hart is geboren, dat wil zeggen die de innerlijke
drang niet liet volbrengen werkzaam te zijn in liefde, wordt slechts als
datgene gewaardeerd, wat ze in werkelijkheid is: als een plichtsvervulling
zonder de warmte van het hart. En het grote gevaar bestaat, dat de mens
zich te weinig rekenschap geeft van zijn denken en handelen, omdat hij
gelooft datgene gedaan te hebben wat hij op aarde doen moet en dit geloof
gebaseerd is op de geboden, die van menselijke zijde aan de leer van Christus
werden toegevoegd. Alleen de goddelijke leer der liefde is onder de leer
van Christus te verstaan, maar nooit door mensen afgekondigde geboden,
die iets anders beogen dan alleen maar werkzaam te zijn in ware liefde.
Waar liefde wordt geleerd, moet ook liefde worden beoefend en onder het
"werkzaam zijn in liefde" is alles te verstaan, wat voor de
medemens zijn bestwil is. Dus wordt van de mens alleen verlangd zijn medemensen
het goede ten deel te laten vallen en daarom zal de goddelijke leer van
de liefde alleen zulke eisen aan de mensen stellen, die de medemens behoeden
voor schade of hem voordeel opleveren. Is de mens bedacht op het welzijn
van de medemens, dan heeft hij de liefde, want deze zet hem ertoe aan
zich dienstbaar voor de medemens in te zetten en dit is het ware werkzaam
zijn in liefde, dat God van de mensen verlangt en dat Jezus Christus op
aarde voortdurend heeft beoefend. Wordt er echter van de mensen iets verlangd,
waarvan het niet vervullen ervan de medemens op geen enkele manier schaadt
of krenkt, dan zijn dit door mensen uitgevaardigde voorschriften, die
niet verward moeten worden met de leer van de liefde van Christus.
Maar het grote gevaar bestaat, dat er aan de geboden van de liefde geen
aandacht wordt geschonken, wegens deze geboden, die er door mensen aan
toegevoegd zijn en dat de betekenis van de leer van de liefde van Christus
niet wordt ingezien, wat daaruit blijkt, dat de mensheid de leer van de
liefde van Christus helemaal wil verdringen vanuit haar onbekendheid met
de ware waarde ervan. Want ze richt haar aandacht meer op de geboden,
die de mens in zekere zin onvrij maken, daar ze een geestelijke dwang
voor hem betekenen: de wereld neemt daar aanstoot aan en probeert nu alles
te bestrijden en te verdringen; ook de zuivere leer van Christus, die
alleen maar liefde predikt. Alles wat door mensen aan de goddelijke leer
van de liefde werd toegevoegd, is er alleen maar voor geschikt de zuivere
leer van Christus te vermengen met dwaling, want het wijkt af van datgene,
wat Jezus Christus als Zijn werk de mensen heeft nagelaten. Echter bestaan
blijft alleen maar datgene wat van God is, maar mensenwerk zal vergaan.
Amen |