BD.2379 Predikambt - Ware predikers - Opnamevaten De gave om het evangelie te prediken vereist liefde voor de mensen, om goddelijke woorden uit de mond van de prediker te laten vloeien. Want dan is deze het orgaan door welke God zelf tot de mensen spreekt, terwijl het anders mensenwoorden zijn die hij spreekt. Woorden die zijn aangeleerd en alleen het weten weergeven dat de mens op een schoolse manier in zich heeft opgenomen. Zodra de mens in liefde werkzaam is, werkt de geest uit God door deze mens heen en dan kan hij alleen maar zeggen wat de geest uit God hem ingeeft. Daarom kan een prediker die niet werkzaam is in liefde, nooit met succes voor het evangelie opkomen. Want het zijn slechts lege woorden die hij spreekt. Aan de woorden ontbreekt het leven en daarom kan het ook niet tot leven wekken. En dat is de reden, waarom het goddelijke woord aan het merendeel van de mensen voorbijgaat zonder weerklank te vinden in de mens. Dit zijn geen echte verkondigers van het goddelijke woord, geen dienaren van God zoals ze moeten zijn om met succes op aarde werkzaam te kunnen zijn. Er zijn met hun ambt ook materiële belangen verbonden en als de mens niet buitengewoon werkzaam is in liefde, dan zal hij geen uitsluitsel kunnen geven zoals het nodig is om tot inzicht te komen. Hij zal steeds de uiterlijke vormen in acht nemen zoals het hem van mensenzijde werd overgebracht en hij zal zich als een dienaar Gods voelen die ervoor bestemd is de medemensen het evangelie te prediken. De gave om te prediken is een gevolg van de innigste verbinding met God door in liefde werkzaam te zijn en door gebed. Er zijn dan geen grenzen gesteld aan het werken van de geest in de mens en nu is het niet de mens die spreekt, maar de stem van de goddelijke geest die zich door mensenmond uit. "Wees niet bezorgd over wat u zult spreken, want mijn geest zal het u op hetzelfde ogenblik ingeven." En wat de mens nu zegt en denkt, is het evangelie dat hij moet doorgeven. Want het is Gods woord, door Zijn geest aan de mensen overgebracht. En dit leraarschap kan iedereen uitoefenen als hij door werken van liefde het recht heeft verworven op het werkzaam zijn van de goddelijke geest. Doch alleen dezen moeten onderrichten. Wereldse studie vervangt nooit het werken van de geest en als niet tegelijkertijd het werkzaam zijn in liefde wordt beoefend, zullen het lege woorden zijn en blijven, die de mensen nu worden aangeboden. Ze zullen niet tot het hart doordringen en tot leven wekken, tenzij de toehoorder, gegrepen door een diepe liefde tot God, door Zijn geest is verlicht, zodat het woord in hem levend wordt. Het predikambt kan dus buitengewoon belangrijk worden genoemd en zal toch aan een wereldse taak gelijk worden gesteld, ook door degenen die het moeten uitoefenen. Het wordt, net als wereldlijke ambten, in tijd en vorm geperst. Het wordt gewoontegetrouw uitgeoefend en niet meer vanuit een diepe innerlijke behoefte. De mens moet door zijn geest worden aangespoord te spreken en hij heeft daarvoor noch een bepaalde plaats, noch een bepaalde tijd nodig, veeleer alleen hongerende mensen die zich graag willen laven aan de bron van goddelijke wijsheid, die verlangen naar het brood uit de hemel. Dezen moet het evangelie worden gepreekt, de goddelijke leer van de liefde. Alleen het vervullen daarvan laat de mens wijs worden. Hoe inniger de verbinding van de prediker met God is en hoe gewilliger de toehoorder nu zijn woord in ontvangst neemt, des te duidelijker en begrijpelijker zal dit woord tot de oren van de toehoorder doordringen, omdat deze het nu met het hart begeert en hoort en het niet aan zijn oor voorbij laat gaan. De prediker moet het werktuig van God zijn. Dat wil zeggen: hij moet zich aan God overgeven, zodat Hij ongehinderd door hem werkzaam kan zijn. Hij moet het opnamevat zijn voor de geest uit God, die zich over de mensen moet uitgieten. Hij moet deze stroom verder leiden en degenen die niet zelf de verbinding met God tot stand brengen, dienaangaande de weg wijzen. Hij moet, als hij met God en voor God leeft en werkzaam is, ook de medemensen naar Hem leiden en hun bekend maken met de liefde van God, die weer door werken van liefde moet worden verkregen. Hij moet de mensen tot liefde opvoeden, omdat zonder liefde geen mens zalig kan worden. Amen |