BD.2174 Dankbaarheid van de door het gebed verloste zielen in het hiernamaals Hoe hulpvaardiger de mens aan de zielen in het hiernamaals denkt, des te inniger sluiten deze zielen zich weer bij de mens aan. Want ze zien in hem toch de redder uit hun noodsituatie. Ze maken de verbinding met de aarde pas dan losser, wanneer ze de hulp van de mensen niet meer nodig hebben, wanneer ze in zekere mate rijper zijn dan die en zich nu met de zielen in het hiernamaals verbinden, die zich in dezelfde toestand van rijpheid bevinden. Maar dan staan ze de mens weer behulpzaam bij, echter niet meer de nabijheid van de aarde wensend. Veeleer proberen ze de gedachten van de mensen omhoog, in het geestelijke rijk te trekken. Ze trachten de geest van de mens van de aarde weg opwaarts te leiden, omdat ze in dat andere rijk gelukkiger zijn en de aarde elke aantrekkingskracht voor hen verloren heeft. Maar ze vergeten de mensen op aarde niet en ze staan bijzonder hulpvaardig diegenen bij, die hun toestand van lijden hebben verzacht en ze uit hun nood en pijn hebben verlost door gebed en innige gedachten. Zijn deze zielen verlost, dan staat hun zelf veel kracht ter beschikking, die ze de mens op aarde kunnen toesturen. En diens worstelen op aarde zal steeds lichter worden en zijn geestelijke vooruitgang zal gemakkelijk te herkennen zijn. Want nu scheppen de verloste zielen uit een onuitputtelijke bron. Het is hun gelukzaligheid, te kunnen helpen. En hun liefde zal gericht zijn op de mensen op aarde die nog moeten strijden om het heil van hun ziel. Ze betuigen nu hun dank op dezelfde manier, ze helpen het niet verloste vrij te worden van zijn gebonden zijn. Hoe gemakkelijk kunnen de mensen voor zichzelf het opwaartse streven maken, wanneer ze door hun hulpvaardigheid de liefde van de wezens in het hiernamaals hebben verworven en hun liefde hun nu wordt vergolden. Dan kunnen de mensen in een staat van licht het hiernamaals binnengaan. En de kwellende toestand van de onvolmaakte wezens blijft hun bespaard. Want ook dit is geestelijk goed, wat de mens op aarde verwerft. Hij vindt in het hiernamaals zijn geliefden weer. Er is geen gescheiden zijn voor hen die op aarde in liefde met elkaar verbonden waren en wier liefde ook met de dood van het lichaam niet ten einde was. Diep gevoeld begrijpen en gelukkig stemmende liefde verbindt ook nu de wezens, omdat dezelfde geestelijke staat van rijpheid het gevolg is van het wederzijdse denken aan elkaar. Wat het betekent, te hebben bijgedragen aan de verlossing van een ziel, zal pas in het hiernamaals begrijpelijk zijn, wanneer het wezen zich bewust wordt van zowel de staat van geluk als ook de toestand van lijden. En daarom is ook het verloste wezen in het hiernamaals steeds bereid het niet verloste te helpen en zijn liefde strekt zich uit zowel in het rijk hierna als ook op de aarde. En daarom moeten de mensen op aarde vrienden in het hiernamaals verwerven door hun voortdurende bereidheid om te helpen tegenover de zielen die nog op hun hulp en liefde zijn aangewezen. Want wat zij uit liefde voor dezen doen, zal hun veelvoudig worden vergolden. Amen |