Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.2133
29 oktober 1941

Het werkzaam zijn van de goddelijke geest

Alles wat weer naar God wijst, verraadt het werkzaam zijn van de goddelijke geest en dus zal alles wat goed is en naar het goede streeft, in verbinding kunnen worden gebracht met het werkzaam zijn van de goddelijke geest. Demonische werkzaamheid trekt naar beneden, hij verandert liefde in haat, hij ontkent het goede en edele en streeft het vergroten van de verwijdering van God na, terwijl het werkzaam zijn van de goddelijke geest opvoedt tot liefde, de mens edeler maakt en hem het nabij zijn bij God laat nastreven. En daarom zal de mens heel makkelijk kunnen onderscheiden welke krachten hem beheersen.

De mens kan niet goed handelen en denken zodra bij door slechte, demonische krachten wordt beïnvloed, zodra dezen macht over hem hebben. Zijn denken en handelen zal steeds in overeenstemming zijn met de macht die hem beheerst. Is het de mens erom te doen zo te leven als het God welgevallig is, dan beheersen hem ook goede geestelijke krachten, dus wezens waar goddelijke kracht doorheen stroomt. Hij staat dan onder de inwerking van de goddelijke geest, de krachtstroom uit God, die al het wezenlijke dat hij doorstraalt, weer naar God terug voert.

Het is dus het werkzaam zijn van de goddelijke geest als de gedachten van de mens zich met God bezighouden, dat wil zeggen: wanneer hem, als hij zijn gedachten bij God laat verwijlen, door middel van gedachten antwoord gegeven wordt op zijn vragen die zijn wil graag zou willen hebben beantwoord. Verder is er het werkzaam zijn van de goddelijke geest, wanneer het verlangen van de mens naar geestelijk voedsel gestild wordt door het overbrengen van het goddelijke woord. Het is het werkzaam zijn van de goddelijke geest als de mens de gave verkrijgt, het goddelijke woord te begrijpen zoals God wil dat het begrepen wordt.

Nooit zal men tot 'n demonische activiteit kunnen besluiten, waar de wil van God verkondigd wordt, waar liefde wordt bijgebracht en ook verlangd wordt, waar wijsheid wordt overgedragen in 'n overvloed, die nooit mensenwerk kan zijn. Het werkzaam zijn van de goddelijke geest zal alleen daarom door die mensen niet worden herkend die zich niet afsluiten voor demonische activiteiten, die hem niet voldoende tegenstand bieden en daarom geen duidelijk besef hebben van God en de kracht van Zijn geest.

En om deze toevloed in zich op te kunnen nemen, moet de mens zich openen, dat wil zeggen: er positief tegenover staan en dat kan alleen een mens die een verlangen naar God heeft. Maar over deze hebben demonische krachten geen macht, bijgevolg herkent hij God waar Hij zich uit, waar Zijn geest duidelijk werkzaam is.

Wie echter niet naar God verlangt, aan die dringt zich de aan God vijandige macht op, waarvan de invloed op hem sterk is en hem hindert in het herkennen. Bijgevolg zal hij het werkzaam zijn van de goddelijke geest niet herkennen of het als werkzaam zijn aanzien van diegene onder wie hij zich plaatst door zijn wil. Want dat is het werkzaam zijn van de laatste, dat hij het denken van de mens vertroebelt en in verwarring brengt en die mens aan het twijfelen brengt wiens geloof niet sterk en onwankelbaar is.

Amen