Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.2083
22 september 1941

Misbruik van de gaven die de mens van het dier onderscheiden

Het ongestoorde levensgenot is doel en streven van de mens die nog in de donkerste geestelijke nacht op aarde leeft. En zodra hij dit verwezenlijkt, geniet hij ten volle van het leven en leeft dus alleen maar voor het lichaam, terwijl de ziel met lege handen vertrekt. En wanneer de mens zich tevreden stelt met alleen maar lichamelijk genot is deze toestand uitermate onvolmaakt te noemen. Dit getuigt van een puur materiële instelling, de mens is dan slechts een vorm zonder inhoud, hij is niet anders, dat wil zeggen: niet hoger te waarderen dan elk ander schepsel waaraan verstand en vrije wil mankeert, want deze laatste wordt door de mens niet gebruikt, of op een totaal verkeerde manier.

De gaven die de mens onderscheiden van het dier moeten als doel de positieve ontwikkeling van de ziel hebben, het gebruik ervan moet enkel en alleen de omvorming van de ziel tot stand brengen. De mens echter gebruikt deze gaven alleen om naar lichaam een luxueuzer leventje te leiden en dus misbruikt hij ze. De levenssituatie van ieder mens afzonderlijk is daarbij niet doorslaggevend, want reeds het streven naar de geneugten van het leven is misbruik van de levenskracht die hem wordt toegestuurd en de gaven die hem door Gods liefde worden geschonken.

Of het leven hem vervulling brengt of niet verandert niets aan het feit dat hij door zijn verlangen de duisternis van de ziel verergert, want het denken erover en het streven ernaar houdt de ziel van haar eigenlijke taak af. Dus het leven kan evenwel leeg blijven en arm aan aardse vreugden en toch brengt het hem geen vooruitgang voor zijn ziel omdat het verlangen op aards genot is gericht. Velen wordt de vervulling vaak geweigerd om hen van hun denken en streven af te wenden en te richten op het geestelijke beleven en toch vinden ze niet de weg naar het geestelijk rijk. Het hoogste doel blijft voor hen aards geluk. En zo'n instelling maakt het van God verwijderd zijn niet minder, is dus oorzaak van een onvoorstelbaar manco met verstrekkende gevolgen op het einde van het aardse leven. En dit tekort is niet meer goed te maken zodra de ziel het aardse lichaam heeft verlaten.

Anderzijds kan een korte tijd op aarde volstaan om het verzuimde in te halen, wanneer de mens de vorming van zijn ziel ernstig neemt. En daarom wordt de mens in zijn laatste levensjaren steeds vaker geconfronteerd met gelegenheden die hij maar hoeft te benutten en die hem, als hij bereid is, onvergelijkelijke zegen kan opleveren, want God laat zielen die op een dwaalspoor gebracht zijn, niet zonder hulp, ook wanneer de mens deze niet aanvaardt, dat wil zeggen: door zijn instelling tegenover wereldse vreugden en aardse goederen zich naar de tegenstander van God wendt. Hij worstelt om diens ziel tot zijn dood. Steeds weer staat Hij met Zijn hulp klaar en leidt hem zo dat zijn gedachten op geestelijk gebied worden gericht. En steeds wordt zijn wil gelegenheid geboden te kiezen. Want dit is goddelijke liefde, die niet laat vallen wat zich van Hem wil losmaken.

Maar God zal nooit beslissend ingrijpen in de wil van de mens, maar wel duidelijk de mensen bij elkaar brengen die elkaar aan kunnen vullen, dat wil zeggen: Hij laat onwetende mensen in verbinding treden met diegenen die hen van dienst kunnen zijn door te onderwijzen en te informeren. Het is vaak een zware opgave zolang de wereld nog bekoort en de wil daardoor verzwakt is, om geestelijke waarheden aan te nemen. Maar af en toe zijn ook slechts kleine pogingen voldoende dat de mens er ontvankelijk voor wordt - en wel als de wereld hem karig bedenkt. Onvervuld verlangen kan er ook toe leiden dat het verlangen te boven wordt gekomen en dan was het vruchtbaar. De strijd tegen zichzelf, tegen de eigen begeerte, is de mens dan makkelijk gemaakt, doordat hem de vervulling onthouden bleef. En dit is ook een genade van God die tot een juiste beslissing van de wil kan leiden. Wat de mensen vaak zo bitter en hard van de hand wijzen, daarvoor zullen ze eens God danken als het tot het juiste resultaat heeft geleid - of het bitter berouwen, wanneer hun wil ook deze genade buiten beschouwing liet.

Amen