BD.2046
28 augustus 1941
Die rein van harte zijn - Waarheid
In de reinheid des harten ligt de zekerheid dat de mens zich
in de waarheid bevindt. Wie kwaad doet, denkt ook slecht, wie echter zijn
best doet, helder en rein te blijven voor God, diens denken moet ook dienovereenkomstig
zijn. De mens die zuiver van harte is, zal steeds alles verafschuwen wat
tegen het goddelijke gericht is, hij zal in de diepte van het hart kunnen
vorsen, omdat geen onzuiverheid hem het naar binnen zien belet, en evenzo
zal de wijsheid in hem opstijgen, omdat ze geen hindernis ondervindt.
En zuiver van hart zal ieder zijn die in en met God leeft, die met Hem
verbonden blijft, die zijn leven bewust leeft, dat wil zeggen: die zijn taak op
aarde inziet, zich aan God geeft en steeds zijn best doet Zijn wil te
vervullen. Hij zal zonder God niet meer willen en kunnen leven en elke
onzuivere gedachte zal ver van hem blijven, hij zal, als hij zwak zou
worden, God innig om vergeving vragen, omdat zijn hart het onrecht inziet
en het dus niet bewust zal willen doen. Hij zal zich inspannen de juiste
weg te gaan en God vragen om kracht en genade.
De zuiverheid des harten moet dus ook tot gevolg hebben, dat de mens juist
denkt, want daar het hart het vat is de waarheid uit God op te nemen,
zodra de mens zijn best doet het rein en waardig om te ontvangen te vormen
en te behouden, zal daarin de onwaarheid niet meer geduld worden, ze zal
worden verafschuwd zoals al het onzuivere en daarom afgewezen, omdat de
mens die zuiver van hart is altijd naar de waarheid verlangt.
En verlangen naar waarheid is ook verwezenlijking. Verlangen naar waarheid
is ook verlangen naar God, die de Waarheid zelf is. Verlangen naar God
schakelt echter het werkzaam zijn van de vijandige macht uit.
Die rein van harte zijn, herkennen de leugen, dientengevolge kunnen ze
ook niet meer op een dwaalspoor worden gebracht, dat wil zeggen: uit onwetendheid
iets als waarheid aannemen dat daarmee in strijd is. Ze zullen het afwijzen,
zelfs wanneer ze dit met hun verstand niet kunnen beredeneren. Doch hun
hart verweert zich ertegen omdat het door de zuiverheid een uiterst ontvankelijk
gevoel en vermogen heeft, het geestelijk goed te beoordelen dat tracht
binnen te komen.
Onzuivere gedachten en handelingen stompen het vermogen van het hart om
aan te voelen af en daarom zal diegene de waarheid ook niet bezitten die
de wereld en haar vreugden voorstaat, want het verlangen ernaar heeft
ook gedachten en begeerten ten gevolge die niet uitsluitend God gelden,
maar hem wiens rijk de wereld is.
En deze gedachten zullen niet zuiver en rein zijn, ze zullen die driften
wekken en bevorderen die de mens moet overwinnen en dus alleen maar een
gevaar zijn en blijven voor de reinheid des harten en een hindernis de
zuivere waarheid uit God te ontvangen. Maar diegenen aan wie het aan waarheid
ontbreekt, hun ontbreekt ook het licht en ze vinden de weg niet die naar
God leidt.
Amen |