Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.1814
16 februari 1941

Gemeenschappelijke godsdienst - Traditie

De gemeenschappelijke godsdienst kan weliswaar ook stroken met de wil van God, wanneer bij alle mensen te zelfder tijd het diepe verlangen aanwezig is met de goddelijke Heer en Heiland in verbinding te treden en dus ook ieder bereid is God te dienen. Maar meestal voldoen de mensen alleen maar aan een gebruik, een gewoonte die zich door tradities heen in stand heeft gehouden, dus minder een diep innerlijk verlangen is. Wat eigenlijk voor de mensen iets uiterst belangrijks moet zijn, is een mechanische handeling geworden. De mensen stellen zich erop in, de verbinding met God tot stand te brengen, maar doen dit alleen puur verstandelijk. Dat wil zeggen ze zetten zich wel in om de gedachten tot Hem te verheffen en toch hoeft het hart daar niet bij betrokken te zijn. Maar de verbinding met God moet vanuit het hart tot stand worden gebracht. De verbinding met God aangaan is de staat, die het enige doel moet zijn van de mens in zijn leven op aarde, want dan is in hem het gevoel ontwaakt bij Hem te horen, van wie hij is uitgegaan. Hij was eeuwig niet gescheiden van de Oerkracht, maar hij besefte dit alleen niet en voelde zich daarom ver van Hem verwijderd, terwijl door de bewuste verbinding met God de schijnbare scheiding wordt overbrugd en het wezen zichzelf ziet als eeuwig verbonden met zijn Schepper. Komen nu waarachtig gelovigen bij elkaar voor een gemeenschappelijke godsdienst, dan dringt het vereende gebed omhoog tot de hemelse Vader en God vindt daarin Zijn welgevallen.

Maar waar geen diepe gelovigheid, maar alleen het vervullen van zekere traditionele verplichtingen de mensen doet samen komen, daar zullen niet zelden de gedachten van hen ronddwalen en van innige verbondenheid met God zal geen sprake zijn. Men doet ook wel zijn best het woord Gods in zich op te nemen, maar ook dit weerklinkt slechts meer in het oor dan in het hart en zal ook alleen dan een geestelijk bevorderende uitwerking hebben, wanneer de mens zich inzet het in daden om te zetten. Maar meestal zijn de mensen met deze korte tijd van gezamenlijke godsdienst tevreden en geloven ze hun plicht vervuld te hebben, doordat zij hem bijwoonden, dat wil zeggen zich openlijk voor God uitspraken. Maar God hecht geen waarde aan uiterlijke handelingen, doch Hij legt de maatstaf bij het verlangen van het hart naar Hem. En een hart dat naar Hem uit gaat, richt zich niet naar tijd en uiterlijkheden. Het brengt de verbinding met Hem tot stand, wanneer en waar het zich daartoe gedrongen voelt. Het zoekt God in innerlijk verlangen, maar niet om de wereld een bewijs van zijn gelovigheid te geven. En derhalve is alleen van belang de innigheid van het contact tussen de mens en zijn Schepper. En de gemeenschappelijke godsdienst is dan een bijeenkomst van geheel gelovige mensen, wanneer zij de wil zich met Hem te verenigen in het hart dragen.

Amen