Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0985
28 juni 1939

Werken van naastenliefde - Zonder liefde - Onder dwang

Voor het algemene welzijn te zorgen moet aan diegenen worden overgelaten, aan wie een te beperkt arbeidsveld werd toegewezen voor de duur van het aardse leven. De Heer heeft wijselijk aan allen de taak opgelegd waartoe ze in staat zijn. En ieder heeft de mogelijkheid om voor het algehele welzijn werkzaam te zijn. Er blijft voor de een meer, voor de ander minder gelegenheid over om de lasten van de medemens op zijn schouders te nemen en hoe meer hij daar zijn best voor doet, op des te grotere zegen kan hij rekenen en des te meer zal in hem de kracht van de liefde worden gesterkt en de wil om lief te hebben gewekt.

Alleen door te dienen zal de mens opwaarts kunnen klimmen: uitdelen in liefde aan de naaste wat hem zelf ter beschikking staat en zich voor de nood van de mensen inzetten, opdat deze gelenigd zal worden en opgeheven, echter steeds gedreven door de liefde tot de medemens. En dit zal rijke zegen tot gevolg hebben en de mens zal nooit gebrek hoeven te lijden wanneer hij steeds geeft van dat wat hij heeft. Hij moet ook nooit angstig overwegen of de gaven zijn bezit zouden kunnen verminderen. Wie veel geeft zal heel wat meer ontvangen, want de Heer deelt Zijn gaven eveneens ten volle uit aan diegene die uit liefde tot Hem ernaar streeft de nood van de medemens te lenigen. Want wat u voor de minste van mijn broeders doet, dat heeft u voor Mij gedaan.

En overweeg nu hoe veel edeler de mens handelt die zijn bezit deelt met de armen, dan diegene die in goedgeordende omstandigheden voortleeft, maar alle gaven die hij wil uitdelen vordert van de gemeenschap. Een goed georganiseerde naastenliefde is als een zwak olielichtje. Het vervult het doel niet. Het brandt maar in geringe mate en verspreidt geen licht. En zo zullen zulke werken van naastenliefde, waaraan echter de liefde ontbreekt, geen enkele verlossende uitwerking hebben. De mensen worden wel gaven aangeboden, maar het hart zwijgt. De gevende offert niet, maar geeft gedwongen zijn bijdrage, en zo wordt aan de ontvangende ook niet de kracht van de liefde overgebracht. Er wordt als het ware van de één afgenomen, wat aan de ander wordt gegeven. Een handeling die in de liefde van het hart moet worden geboren en liefde moet wekken, wordt gemechaniseerd en tot een gedachteloze plichtsvervulling gemaakt. En deze werken zijn dode werken voor God. Hij kan niet achten, wat onder dwang geboren nooit een werkzame daad van liefde kan zijn.

Het heerlijkste in het leven is, zijn bezit te delen met diegene die toch eveneens een schepsel Gods is. Elke gave die de Vader in de hemel in Zijn liefde de mens liet toekomen, te delen uit vrije aandrang, omdat het hart de mens ertoe aanzet. Maar waardeloos is, wat de mens van wereldse zijde tot plicht is gesteld. De mens komt deze opdracht wel na, maar alleen omdat hij moet, niet uit eigen aandrang. En zulke werken van naastenliefde kunnen geen waardering vinden bij de hemelse Vader, die alleen kijkt naar het hart en de graad van liefde waarin de gaven worden aangeboden.

Amen