BD.0930
26 mei 1939
Het mysterie van de drie-eenheid - God de Vader - God de Zoon
Zie, mijn kind, (Bertha Dudde) Ik kijk in je hart en ken je
wil Mij te dienen, toch mis Ik het geloof van je ziel aan de almacht van
de goddelijke liefde, en zo zul je steeds aarzelen, wanneer hindernissen
je de weg versperren, terwijl 'n onbeperkt geloof deze hindernissen voor
je uit de weg kan ruimen, want wie mijn liefde begeert, zal toch nooit
door Mij verlaten zijn, en als hij nu mijn hulp nodig heeft, zal ze hem
steeds en op alle plaatsen te beurt vallen, en als je hart je naar Mij
drijft, zal Ik dicht bij je zijn en alles verre van je houden, wat de
verbinding met mijn kind zou kunnen verstoren. Want Ik heb zielen nodig
die Mij vertrouwen. Ik heb je nog veel te zeggen en sta daarom steeds
voor je gereed, zo je hart naar Mij verlangt. En zo, maak je gedachten
los van de wereld en verneem de stem van boven:
Het mysterie van de goddelijke drie-eenheid is voor de mens nog steeds
de klip geweest, waarop hij schipbreuk heeft geleden. En daarom komt er
vandaag wederom een onderrichting tot je die, zonder twijfel open te laten,
in alle duidelijkheid moet bijdragen aan de oplossing, en de denkende
mens het probleem makkelijk te begrijpen moet onthullen.
En dus werd de geest uit God levend en straalde het licht helder en klaar.
Want de Godheid heeft medelijden met de mensheid en tracht haar opheldering
te verschaffen over elke onopgeloste vraag. De mens is niet bij machte
dit ene te begrijpen: dat in één Wezen het goddelijke zich
in alle volheid kan ophouden, maar dat de zuivere Geest niet is te scheiden
en het meest onwaardige wezen in nauwste verbinding staat met Hem, dat
dus ook onder de eeuwige Godheid alleen maar deze onscheidbare Geest is
te verstaan en al wat uit Hem is voortgekomen, geest uit God is, alleen
het gevoel aan deze Geest toe te behoren, niet meer juist inziet en bijgevolg
zich zelf afscheidt of verwijdert, desondanks toch steeds alleen maar
uit God is voortgekomen, dus altijd en eeuwig als oersubstantie van het
geestelijke uit God is. Wie zich bijgevolg van de Godheid verwijdert,
herkent zichzelf niet meer, maar blijft toch wat hij is, maar wie de verbinding
zoekt met Haar, diens geest bemerkt het toebehoren aan deze Godheid en
is dus bewust hetzelfde. En nu zult u kunnen begrijpen dat het mysterie
van de drie-eenheid Gods zich als volgt laat verklaren.
De liefde van God heeft zich aan de mensen bekend gemaakt als Vader -
dus als oorsprong van de mensheid. De liefde heeft het gescheiden zijn
van de mensheid en de Vader, die haar heeft verwekt, overbrugd en zich
belichaamd in een mens, wiens geest zijn toebehoren aan God inzag en die
dus als het ware één was met de goddelijke Vadergeest. En de mens
(Jezus) was derhalve alleen zuiver uiterlijk een apart wezen, de geest
echter was van God. De oorspronkelijke verhouding was tot stand gebracht,
de geest herkende zichzelf en bijgevolg was God in alle volheid in hem, die tot verblijfplaats van God op aarde werd om voor de mensheid zichtbaar
te zijn.
De met het menselijke lichaam verenigde Godheid was als het ware daardoor zichtbaar
geworden, om de mensen de afstand te laten inzien die zij zichzelf hadden
geschapen. De goddelijke liefde was dus werkzaam geworden en legde de
goddelijke wijsheid nu eveneens in het hart van de Godmens. Want diens
geest was immers één met God en moest zich derhalve ook
in alle wijsheid bevinden en zich van alle goddelijke kracht kunnen bedienen
- de wijsheid Gods moest zich uiten door de mond van een mens en dus
was al het werkzaam zijn van Jezus op aarde het werkzaam zijn van God
door de mensenzoon, niet echter zo dat daardoor een tweede wezenheid zich
uitte. En het begrip God de Vader - God de Zoon - is niet anders uit te
leggen dan dat de Vadergeest van eeuwigheid zich door de mond van een
mens openbaarde, dat dus God de Zoon hetzelfde is als God de Vader, voor
de mens alleen begrijpelijk geworden door Jezus Christus, die het zich
afscheiden van de Vadergeest had overwonnen, juist door het inzicht van
het bijeenhoren met de eeuwige Liefde.
"Niemand komt tot de Vader dan door Mij". Is dit wel eenvoudiger
te verklaren dan dat ieder die zich met de Vader wil verenigen, eveneens
moet inzien dat de goddelijke geest in hem onscheidbaar verbonden is met
de Vadergeest en dat ieder deze weg moet vinden en daarom de goddelijke
Verlosser in alles moet navolgen, die Zijn leven aan diegenen heeft voorgeleefd
die net als Hij naar de Vader verlangen. Dit is op geen andere manier
mogelijk dan alleen maar door de navolging van Jezus, die als mensenzoon
het voorbeeld gaf, dat alleen de geest uit God zijn toebehoren aan de
Vadergeest moet inzien en dat er dan geen barrières meer bestaan
die hem scheiden van de Vader.
Amen |