Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0787
25 februari 1939

Weg van de ziel voor haar bestaan op aarde - Leer van de herbelichaming (2)

Breng u de grootte en almacht van God voor de geest en u zult dan pas de onmetelijke liefde kunnen begrijpen, die u, mensenkinderen, omvat, dat elk nog zo klein levend wezen zich in voortdurende hoede van de hemelse Vader bevindt en nooit meer verloren kan gaan, want de liefde Gods heeft ontelbare middelen en manieren om ook het meest onwaardige - zich bewust tegen de wil van God verzettende - wezen, toch nog op de weg van het inzicht te leiden, al is het ook na onuitsprekelijk lange tijd. Steeds worden het wezen weer nieuwe omhulsels toegewezen en steeds weer is de ontwikkelingsgang ervan door zo vele weerstanden een nieuwe gelegenheid om rijp te worden. Een zo groot mogelijke geestelijke rijpheid in het aardse leven te verkrijgen is evenwel voor de ziel uiterst winstgevend, want de strijd in het aardse leven is op zich wel zwaar en eist veel overwinning, volharding en arbeid, maar er zijn wederom juist in het aardse leven het wezen overvloedig voordelen geboden, die een rijp worden al in naar verhouding korte tijd mogelijk maken. Maar waar de wil van de mens zich erg afwerend opstelt tegenover de hem geboden faciliteiten, is een vervolmaken in twijfel te trekken, ja vaak eerder een teruggang te melden.

Nu is de liefde van de Vader in de hemel er steeds weer op bedacht, het wezen naar zijn laatste bestemming te voeren, en wel wordt de ziel nu ook in het hiernamaals gelegenheid geboden, aan haar vervolmaking te werken en op te klimmen in de staat, die een zich losmaken van alle materie tot gevolg heeft. Dit is een erg moeilijke onderneming in een wereld, waarin al het tastbare alleen in de verbeelding van het wezen bestaat, waarin de ziel als het ware nog verstrikt is in alle begeerten en wereldse lusten, waarin ze aan alle aanvechtingen van dat soort is blootgesteld en zich daar niet door eigen kracht uit kan bevrijden, waarin alle begeerten, die in het aardse leven tot vervulling van het aardse verlangen bijdroegen, nu tot kwelling worden, omdat er niet meer aan voldaan kan worden en ze de ziel deze kwellende toestand zo lang bereiden, tot ze zich er bewust van afkeert en een verlangen naar zuiver geestelijk genot bemerkt. Aan zo'n verlangen zal direct gevolg worden gegeven door de in liefde werkzame, meer volmaakte geestelijke wezens, die er alles aan doen een ongelukkige ziel van haar toestand te bevrijden. De hulp wordt de ziel dadelijk verleend, alleen moet slechts haar wil actief geworden zijn en zich afkeren van datgene, wat haar nog met de aarde en het wereldse verlangen verbindt.

Waar en hoe dit omvormen van het wezen geschiedt, is voor de mensen nog steeds aanleiding geweest tot geschilpunten, de herbelichaming op aarde betreffend. Zo moet het voor u voldoende zijn, te weten, dat wel oneindige tijden voorbijgaan en ontelbare omhulsels in de meest verschillende vorm uw ziel hebben omsloten; dat al deze levende wezens door Gods wil verblijf namen in, op en boven de aarde, toch steeds in nauwste verbinding staand met de - juist met het doel van het rijp worden bestaande - aarde, dat het laatste stadium als mens eveneens alleen op de aarde kan worden doorgemaakt; dat echter met het verlaten van het aardse lichaam de ziel in een voortaan van de aarde volledig onafhankelijk rijk overgaat, het doet er niet toe welke toestand van rijpheid de ziel op aarde heeft bereikt. Voor haar verdere ontwikkeling zijn er de meest ondenkbare gelegenheden ook buiten deze aarde en heeft de ziel eens haar lichamelijke aardse omhulsel verlaten en heeft het duizenden jaren durende verblijf op de aarde haar niet de uiteindelijke rijpheid gebracht, dan begint er in het hiernamaals een zo onnoemelijk zwaar worstelen, dat het worstelen in het aardse leven ver overtreft en een hernieuwde belichaming op de aarde zou ongeveer hetzelfde zijn, als wanneer de Vader tegenover een onmondig kind, dat weigert Hem te gehoorzamen, steeds en steeds weer clementie betracht, in plaats van het op een strenge school te doen, die het verkeerde van zijn handelen laat inzien.

Amen