Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0753
23 januari 1939

Mysterie van het goddelijk wezen - Geloof - Liefde - Geest van God

Degene, die Mij herkennen wil, moet geloven, en als het geloof diep in het hart wortelt, is ook de geest, die toch een deel van Mij is, levend in hem en leidt de mens naar het juiste inzicht. Maar om Mij te herkennen, moet ook de liefde werkzaam zijn. De wil om lief te hebben, moet in de daad omgezet worden, want omdat Ik toch de liefde Zelf ben, kan Ik alleen in de liefde herkend worden en zo begrijpt de mens pas dan het mysterie van het goddelijk wezen, als hij zich inspant om aan God gelijk te worden. Het zal hem nu pas duidelijk zijn dat de eeuwige Godheid nooit verstandsmatig, maar alleen in het hart doorgrond kan worden, voor zover dit ooit voor een mens mogelijk is.

Zoals het menselijk oog niet in staat is om in stralend licht te kijken zonder het gezichtsvermogen van de ogen te beschadigen, zo weinig is de mens tijdens het leven op aarde in staat om de onmetelijke licht- en liefdeskracht te begrijpen. Want als deze in zijn hele volheid van de geest voor de mensen op aarde duidelijk zou worden, dan zou de onmiddellijke oplossing van elke substantie het onafwendbare gevolg zijn, want geen wezen op aarde zou bij de aanblik van de eeuwige liefdesgloed kunnen bestaan.

In eeuwige tijden verandert alle geestelijke kracht als het ware noodzakelijkerwijs. Ze stroomt terug naar wat haar oorsprong is. Ze verenigt zich weer met de goddelijke oerkracht, die, voor de mens niet te begrijpen, de levensbron en oorsprong van alle wezens blijft. In een enorm aantal wezens sluimert deze kracht zonder herkend te worden. Ze zijn zich er niet van bewust welke geestelijke krachten hen ten dienste staan en dus benutten ze de goddelijke kracht niet, die het onmetelijke in hen zou kunnen ontsluiten.

Maar deze kracht moet eerst weer opgewekt worden om zich werkzaam en voor de mensen duidelijk te kunnen uiten. Wie nu gelooft en in de liefde leeft, wordt door mijn geest tot leven gewekt. Hij geeft hem kennis van de hemel en de aarde. Dat wil zeggen, van alles wat zichtbaar en onzichtbaar is. Hij draagt een weten aan hem over die ver boven het weten van een wereldwijze staat. Hij onthult hem de schepping, haar zin en doel voor de mensen op aarde en laat hem inzien in welke verhouding hij tot de Schepper staat.

En als de mens, door de geest geleid, een vermoeden begint te krijgen van de liefdesgeest van God, begint ook de hereniging van de geest van God in de mens met de eeuwige Oergeest, de goddelijke Liefde. En de geest in de mens heeft zich losgemaakt van alle banden met de materie, die de hindernis voor de definitieve vereniging is. De geest is vrij en streeft nu onophoudelijk het eeuwige licht na en aan het duizenden jaren durende verblijf in de vorm is een einde gekomen, tot onbeschrijflijke vreugde van de Schepper en Zijn schepselen.

Amen