BD.0708 12 december 1938 Geestelijk weten noodzakelijk ter beproeving en beoordeling van de gaven van boven Zie, mijn kinderen, Ik wil jullie aandacht op Mij vestigen en de geest in jullie moet zich steeds van zijn oorsprong bewust worden. Sla daarom geen acht op de buitenwereld en keer de blik slechts naar binnen. Een vredig gevoel in jullie zal jullie dan het bewijs leveren dat jullie op de juiste weg zijn en de geestelijke bedrijvigheid zal in dezelfde mate toenemen als dat jullie minder aandacht schenken aan het leven buiten jullie. De grootste zorgvuldigheid moet betracht worden bij de beoefening van het innerlijke leven en een geestelijk opbloeien zal daarvan het gevolg zijn. Zodra mijn geest naar jullie afdaalt en jullie mijn stem vernemen, zal de bedrijvigheid van de wereld jullie niet meer raken, zolang jullie gewillig zijn om mijn woord te horen. En jullie zullen de toegang tot Mij vinden, waar jullie ook verblijven, want het is jullie ziel die zich in geestelijke sferen verheft, hoewel het lichaam te midden van de materie verblijft. En de buitenwereld verhindert jullie niet om met Mij in verbinding te treden als jullie hart alleen maar naar Mij verlangt. Ontvang daarom de leer van boven, mijn kind, die jouw vriendenkring van gene zijde jou nu doet toekomen: Een logisch beoordelen zal de mensen steeds zwaarder vallen. Ze worden aan vele dwalingen blootgesteld, zolang ze de Heer Zelf niet om bijstand vragen, en dat verzuimen de meesten. Zo ontstaan er velerlei meningen en opvattingen over dat wat enkel en alleen belangrijk is in het aardse bestaan. Wie nu de moeite neemt een aangelegenheid te onderzoeken dat volgens menselijk oordeel van vreemde oorsprong is, die zal, ondanks de beste wil, niet de juiste verklaring vinden en het juiste oordeel kunnen vellen, juist als hij verzuimt van tevoren om kracht te vragen om met een heldere geest zo'n aangelegenheid te kunnen onderzoeken. Word zoals de kinderen. Dat wil zeggen: houd jullie niet voor bekwaam om zonder de hulp van de Vader moeilijke problemen op te kunnen lossen, maar geef jullie vol vertrouwen over aan de vaderlijke leiding en jullie zullen verbaasd zijn hoe gemakkelijk te begrijpen jullie het moeilijkste probleem schijnt en hoe gemakkelijk en moeiteloos jullie zullen binnendringen in een tot nu toe voor jullie onverklaarbaar gebied. Daarom is aan hen, die geloven hun Vader niet nodig te hebben, het inzicht ontzegd. En alle woorden zullen voor hen slechts holle frasen zijn. Terwijl daarentegen een waarachtig kind van God ieder woord zal verstaan als een openbaring, want de Heer openbaart zich ook aan Zijn ware kinderen en is ver van hen, die Hem niet erkennen. En zo is de aanwezigheid van de Heer overal tot een sprookjesachtig begrip geworden. Het ontbreekt de mensen aan het ware geloof in het werken van God onder de mensheid en evenzo zullen ze nu ook nooit een ingrijpen van de goddelijke Vader willen erkennen, als ze met het verstand willen onderzoeken wat alleen maar vanuit het diepst van het hart begrepen kan worden. Wat de eeuwige Godheid jullie aan genaden doet toekomen is onnoemelijk, maar de grootste hoeveelheid genade is zonder uitwerking als het niet onderkend wordt en het daarom ook niet ontvangen wil worden. Daarom werkt de Godheid alleen maar daar zichtbaar, waar het geloof voorop staat. En zo kan aan een mens onnoemelijk veel gegeven worden en toch kan de medemens niet aan deze gave deelnemen, omdat zijn geest daar niet ontvankelijk voor is, omdat het hem aan geloof ontbreekt. Dus komen alle geestelijke gaven alleen maar aan die mensen toe die ontvangen willen. Deze wil is immers ook door het geloof vooropgesteld. Tot beproeving van de gaven van boven zal daarom alleen maar een volledig gelovig gemoed gerechtvaardigd en in staat zijn. En evenzo zal een afkeurend oordeel van een ongelovige op zich waardeloos zijn, want onderzoeken moet alleen maar wie geroepen is. Maar geroepen is slechts hij, wiens geestelijk beleven hem de verbinding met de Heer liet vinden. Maar wie nog volledig afzijdig staat en alleen maar een ware aanhanger van de wereld is, kan onmogelijk van de geestelijke sferen op de hoogte zijn en als onwetende nooit oordelen. Wat in het aardse leven vereist wordt, een zekere kennis van de ter beoordeling staande zaken, wordt in het geestelijke leven nog veel meer als noodzakelijk geacht, wil het oordeel wijs en rechtvaardig zijn. Amen |