BD.0703
9 december 1938
Toestand van vrede op aarde afhankelijk van de geestestoestand
De mensen hebben nog de vrede in het vooruitzicht, die de aarde eens zal verblijden. Er grijpen in het wereldgebeuren nog te veel demonen in, die in de geestelijke houding van de mensen nog veel kansen voor een valstrik aantreffen en dus zal een omwenteling in het aardse leven pas waarneembaar worden als de mensheid zijn aandacht meer op het geestelijke leven richt. En de beloften van de Heer voor de tijd op aarde zullen daarom pas vervuld worden wanneer het geloof van de mensenkinderen in Hem levend wordt in hun harten. Al het geestelijke gaat als het ware niet met de wereld, maar naast de wereld. Slechts het een of het ander kan de mensen helemaal beheersen en de wereld zal in dezelfde mate verliezen als waarin het geloof wint. En als de weegschaal doorslaat naar het geestelijke, zal ook de aarde verblijd worden met vrede en zal aan alle aardse nood een einde komen.
Maar het verlangen van de mensheid is daar nog ver van verwijderd. Het wereldse verlangen houdt ze stevig vastgebonden. Er wordt altijd alleen maar hieraan geofferd en bijna alle interesses betreffen alleen maar de aardse vreugden. Aan de brede, begaanbare weg die tot de ondergang van de ziel en het verderf leidt, wordt de voorkeur gegeven boven de smalle weg, die wel vol doornen is, maar met zekerheid tot het doel leidt, tot het eeuwige leven in alle pracht en heerlijkheid. En voordat de aandacht en het streven van de mensen verandert, voordat ze tot meer bezinning en inkeer komen, kan ook het wereldgebeuren niet veranderen, want de mensen zelf vormen het door hun wil.
Zolang hun liefde alleen maar naar de bevrediging van het lichaam uitgaat, zolang halen ze ook de krachttoevoer voor hun streven uit de materialistische geestenwereld, en dit kan alleen maar een vermeerdering van alle wereldse begeerten tot gevolg hebben, maar nooit een verslappen daarvan. Daarentegen zal de kracht ten goede enorm toenemen als de liefde van de mens niet zichzelf, maar de medemensen betreft en zodoende weer de alles onderhoudende Schepper. Iedere ondersteuning die de mensen nu toekomt, is goede geestelijke kracht die steeds het verlangen naar het geestelijke doet toenemen en een zekere vergeestelijking van het menselijke denken tot gevolg heeft.
De mensen zijn daarom zelf de hervormers van het wereldgebeuren en dus dragers van de vredesgeest als ze hun neiging naar de wereld ondermijnen en in de geestelijke beleving en vervolmaking hun vervulling zoeken. Een vredevolle toestand zal dan de aarde verblijden. Er zal noch tweedracht noch nijd onder de volkeren zijn. Niemand zal proberen het bezit van de anderen te beperken, maar steeds met de anderen delen en een werken van liefde onder elkaar zal de mensen tot de hoogste ontplooiing van de geest brengen. Want de wereld is deel van de duistere macht. Wie naar haar verlangt, geeft zich ook aan deze macht in eigendom, maar wie haar verafschuwt, wordt door de zalige geestenwereld gegrepen en kan, aanhoudend krachten ontvangend, zich aan deze overgeven. En zo zal de staat van vrede buitengewoon gelukkig makend zijn voor de mensenkinderen die het verlangen naar de wereld geheel hebben afgelegd en zich volledig op het geestelijke gericht hebben. Maar pas wie dit ingezien heeft, kan eraan meewerken om de wereld de eeuwige vrede te brengen.
Amen |