Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0699
6 december 1938

Toestand van de ziel na de dood - Geest van God

De toestand van de ziel zal zich eens in alle helderheid aan jou openbaren wanneer de ziel het lichaam verlaten heeft en ze door de poort het eeuwige leven binnengaat. Dan zal het begrip “geest van God’ zich op een begrijpelijke manier onthullen. Er zal een scheiding in de vorm plaatsvinden, zodat de zich in de ziel verbergende geest van God zich volledig verenigt met de gehele zielensubstantie terwijl de lichamelijke omhulling de ziel verlost van alle haar hinderende ketenen en haar een vrije uittreding uit het lichaam verleent.

Dat wat van deze aarde is, zal het aardse verval tegemoet gaan, maar de onsterfelijke ziel verandert alleen maar haar verblijfplaats. Ze is niet meer aan tijd en ruimte gebonden door het uiterlijke omhulsel, maar in de oneindigheid overal daar, waar haar wil haar heenvoert, niet aan dwang en belemmeringen onderworpen, maar uit zichzelf volledig vrij en ongebonden. Vooropgesteld dat ze op aarde de graad van rijpheid bereikt heeft, die voor het huidige verblijf in de lichtrijken vereist is. Want als de ziel nog niet volledig gereinigd is van alle aanklevingen en begeerten, kan ze in zulke lichtrijken geen ingang vinden, maar moet in het hiernamaals eerst de benodigde graad van rijpheid bereiken.

Het is gemakkelijk te begrijpen dat juist de verbinding met de goddelijke geest al de lichttoestand zelf is. God zelf is licht en alles wat uit God ontstaan is, moet, zolang het volmaakt is, evenzo ook licht zijn. Evenzo moet het onvolmaakte, van God afgevallene, net zo lang duister zijn, tot het de weg naar God, het eeuwige Licht, weer teruggevonden heeft en dan weer eveneens als het helderste licht zal stralen. Dus moet de vereniging van de ziel met de goddelijke geest in de mensen ook het binnengaan in de helderste toestand van licht zijn en moet iedere toestand van duisternis zijn einde gevonden hebben, als de ziel door de goddelijke oerkracht gegrepen is, welke de goddelijke geest in de mensen is.

Niets in de wereld kan voor de gelukzaligheden van deze vereniging van de ziel met de goddelijke geest bij benadering een vergelijking bieden. Dit is zo onvergelijkelijk zaligmakend en toch met een beetje goede wil zo buitengewoon gemakkelijk te bereiken en stelt het mensenkind op dat moment duizendvoudig schadeloos voor het moeilijkste en pijnlijkste leven op aarde. Maar alle op de ziel uitgeoefende dwang zou zo’n zaligheidsgevoel nooit tot stand brengen en daarom moet opnieuw de vrije wil in de mens werkzaam zijn, wil hem het hoogste geluk, de vereniging met de geest uit God, gelijk bij zijn binnentreden in het hiernamaals verleend worden.

Amen