Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0677
22 november 1938

Alleen de wil is de weg tot waarheid en kennis - Deemoed - Verwaandheid

Al naargelang de sterkte van zijn wil, zal ook het inzicht van de mens zijn. Als de intentie om op een God de Heer welgevallige manier te leven en zijn bestemming op aarde volgens de wil van God te vervullen eraan ten grondslag ligt, dan zal het ook in hem zelf spoedig licht en helder worden en hij zal met volledige zekerheid in het hart voelen wat juist is en de waarheid zal zich aan hem openbaren. Want alleen maar de wil leidt hem op de juiste weg, de weg van de waarheid en kennis. Bij wie de wil ontbreekt, die zal eeuwig niet het volledige inzicht verkrijgen en het is daarom ook raadzamer zich met goede wil aan de beschikking van God over te geven dan eigenmachtig verstandsmatig de waarheid te willen doorgronden. Want de mens blijft altijd dwalen, zolang hij niet het streven begint om zijn wil aan de wil van God gelijk te maken, zich daardoor aan de Schepper van eeuwigheid bereidwillig te tonen. De deemoed en volledige onderworpenheid jegens de Heer zijn de eerste voorwaarden om eens tot de Heer te geraken.

Wat de ziel ooit van God deed scheiden, waren aanmatiging en heerszucht. En zo kan de ziel alleen maar door zelfvernedering weer de weg tot God terugvinden. Maar in het verstandsmatig willen doorgronden ligt geen enkele deemoed. De mens waant zich door eigen kracht in staat in de schepping en haar geheimen binnen te kunnen dringen en zal daarom nooit de ware verlichting van de geest kunnen vinden, tot hij eindelijk, zijn zwakte beseffend, zich smekend en in diepe deemoed tot de Schepper Zelf wendt. Dan zal zijn streven met succes bekroond zijn en hem alle kennis verschaffen. En daarom is de weg tot het inzicht alleen maar te betreden wanneer de ziel de diepste bereidwilligheid opbrengt om God de Heer te dienen. Deze wil is zo buitengewoon succesvol omdat hij alles in zich verenigt. De deemoed en de diepe liefde voor God en dus ook de werkzame naastenliefde, want de mens begeert de waarheid niet alleen voor zichzelf, maar hij spant zich tegelijkertijd in om voor de Heer te werken en zich te ontfermen over de dwalende zielen van de medemensen.

Zo’n streven zal dan ook gezegend zijn, want het gehele leven op aarde geldt alleen maar de verlossing uit de duisternis van de geest. Het onafgebroken onderwijzen van de kinderen op aarde staat dan ook in rechtstreekste samenhang met de daadkrachtige ondersteuning, want de wil van de mensen kan pas dan voortdurend werkzaam blijven, als hij door het toevoeren van geestelijk voedsel actief gehouden wordt. Hij wordt tot het hoogste prestatievermogen gehard als de mens door de hemelse Vader Zelf onderwezen wordt aangaande zijn opdracht. Want hoe meer de goddelijke liefde zich aan het mensenkind openbaart, des te ijveriger zal zijn streven zijn deze liefde waardig te worden en het zal zich daarom geheel en al overgeven aan de opdracht om licht te ontvangen en het aan al zijn medemensen te geven. Want alleen dit is de bestemming van iedereen op aarde: zich te verlossen uit de nacht van de geest om binnen te kunnen gaan in het rijk van het licht, van de eeuwige waarheid.

Amen