BD.0660 9 november 1938 Liefde - Levensstroom - Goddelijke kracht - Bevrijding Zie, mijn kind, wie voor mijn naam strijdt, zal in het aardse leven ook moeten lijden. Maar jullie zullen dit lijden moeiteloos verdragen omdat jullie dan in vast vertrouwen aan Mij denken en in de liefde voor Mij verzachting en troost zullen vinden. En wie op moeilijke momenten aan mijn lijden aan het kruis zal denken, diens hart zal in liefde ontbranden en hij zal als het ware het kruis met Mij dragen. Bij wie echter het geloof ontbreekt, die zal veel zwaarder moeten strijden tegen de wederwaardigheden van het leven, maar deze moeten hem opgelegd worden, wil ook hij de weg naar de hemelse Vader vinden. Maar jullie, die de weg naar Mij gevonden hebben, vrezen jullie niet het leed, want Ik kom jullie nader in grote liefde en deze uit zich op elke manier, maar altijd tot jullie nut. De liefde kent geen grenzen, ze is altijd en eeuwig en kan nooit vergaan. Ze grijpt jullie vast, mijn kinderen, en kan jullie niet loslaten. En in de liefde wortelt al het goede, ze trekt de mens omhoog, ze ontwikkelt en steunt hem, ze blijft onveranderlijk dezelfde, steeds de belichaming van de goddelijke schepping, ze is de drijfkracht achter hen die naar de hoogte streven, ze is het vurige verlangen en de vervulling tegelijkertijd. En zonder liefde zal geen wezen ooit de voltooiing kunnen bereiken. De liefde is de levensstroom, die, van God uitgegaan, alles in de schepping laat ontstaan en het voortbestaan waarborgt. En dus kan de liefde ook nooit uitgeschakeld worden. Ze is goddelijke kracht en derhalve levenwekkend. Dus wat leeft, moet door de liefde van God gegrepen zijn en kan derhalve niet meer vergaan, want de goddelijke kracht kan nooit een teruggang ondergaan. Ze zal alleen maar sterker en intensiever worden zonder ooit op deze kracht in te boeten. En wanneer jullie nu zelf pure liefde geworden zijn, dan moeten jullie noodgedwongen ook kracht zijn, en deze kracht werkt gelijk aan Mij en met Mij volgens mijn wil, want alles wat uitvloeisel van de eeuwige Godheid is, kan niet opraken. Alleen de vaste wil van de mensen is nodig om deze kracht in zich op te nemen, dat wil zeggen zo toegewijd in liefde werkzaam te zijn dat nu de goddelijke kracht, die op zich pure liefde is, zich aan de mensen meedeelt. En deze kracht moet de mens rijkelijk benutten. Hij moet steeds liefhebben opdat ook de geestelijke kracht, de goddelijke liefde, in hem zal toenemen. Hij moet bij al het handelen en denken steeds alleen maar de liefde voorop zetten, dan kan hij ieder gevaar dat hem van buiten bedreigt in de ogen kijken, want hij heeft dan de kracht in zich om alles wat van de liefdeloze zijde tegen hem ondernomen wordt, tot volledige stilstand te kunnen brengen. De macht van de vijand bezwijkt onder de overmacht van de liefde. De haat zal door de liefde verslagen worden en de mens zal heer worden over alle materie, alleen maar door het vuur van de goddelijke liefde, dat de ziel loutert en ze hiermee van de materie verlost. En alles zal vrij worden door de liefde. Amen |