Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0606
7 oktober 1938

Functie van ongebonden wezens - Levenwekkende werkzaamheid

Het verdere leven zal zodanig verlopen dat het je niet aan de wil zal ontbreken de opdracht van de Allerhoogste uit te voeren. En zodoende zul je in ieder geval jouw wil laten spreken, evenwel in volledige overeenstemming met de wil van God. Er zullen dus geen bedenkingen zijn die je weerhouden van je geestelijke werk, er zullen ook geen twijfels zijn die je verontrusten, maar je zult je geheel en al onderwerpen aan de wil van God en op die manier ook de nodige kracht vinden voor al het handelen. Al het werk zal dan volgens de bedoeling van de hemelse Vader voltrokken worden. Houd je daarom alsmaar vol vertrouwen aan alle woorden die je toekomen en blijf er ten volle van verzekerd dat de Heer je wijselijk leidt en je niet laat dwalen. Maar begin nu:

Waar er in de atmosfeer een bestendig leven tot uiting komt, zal dit leven voortdurend vooruitgeholpen worden door krachten die ondergeschikt zijn aan Gods wil. Meestal zijn dit ongevormde, dat wil zeggen ongebonden wezens aan wie de opdracht ten deel valt levenwekkend te werken. De natuurlijke drift, die de kleinste schepsels bezitten, is het werk van deze ongebonden wezens en zodoende treedt ook hier weer een geestelijke kracht aan het licht die voor jullie mensen moeilijk begrijpelijk te maken is. Jullie weten slechts dat alle schepsels een steeds gelijkblijvende drukke werkzaamheid uitvoeren, maar allemaal van verschillende aard. Jullie slaan de activiteit van de kleinste levende wezentjes gade. Jullie moeten de regelmatigheid van hun werkzaamheid waarnemen, die hun door de Schepper is toegewezen, en toch kunnen jullie niet de onmiddellijke aanleiding voor deze werkzaamheid verklaren. Dit is alleen begrijpelijk wanneer jullie de verklaring aannemen dat de onmiddellijke inwerking van Gods geest voorwaarde is voor de opwekking van de kleinste levensgeesten, dat alles wat er in deze wereld leeft, door Gods geest gegrepen wordt en dat de talloze kleinste wezentjes uit God hun opdracht in de totale schepping moeten vervullen.

En ieder van hen vervult ijverig deze opdracht. Het begrip "leven" betekent steeds een verdere ontwikkeling, maar nooit een verstarren in hetzelfde. Wat leeft, moet zich voortdurend omvormen, zowel in zijn uiterlijke vorm als ook in zijn geestelijke hoedanigheid. Zo moet ook het kleinste schepseltje zijn ontwikkeling doorlopen vanaf het moment van ontstaan tot aan het einde van het leven.

Het gaat dan zijn voorgeschreven ontwikkelingsgang en wanneer het de hoogste graad van deze belichaming bereikt heeft, dan is dit leven als zodanig beëindigd. En er wacht de reeds rijpere geestelijke substantie een andere vorm, om door haar opnieuw tot leven gewekt te worden. En ontelbare van deze zielensubstanties verenigen zich weer tot grotere wezens en de atmosfeer is steeds gevuld met zulke zielen die wachten op een belichaming. En daarom zal de atmosfeer die jullie mensen omgeeft vol leven zijn, omdat de leven gevende kracht steeds in alles is, wat jullie omgeeft, in de lucht, in het water, in de regen, in de wind. Jullie nemen deze kracht met elke ademteug in jullie op en worden er lichamelijk fris en sterk door, omdat ze jullie van de stoffen voorziet die jullie nodig hebben om te leven.

Al het welbehagen dat jullie ervaren, als jullie je buiten aan de goede werking van zulke instromingen overgeven, is een bewijs voor de levenwekkende werkzaamheid van al deze wezens die in gebonden toestand ontelbare schepsels aanzetten tot hun werk dat door de Schepper gewild is, maar ongebonden gunstige invloed uitoefenen op alle grote en kleine schepsels door hun de toevoer te verzekeren van alle elementen die van levensbelang zijn, die ze nodig hebben voor hun bestaan. Geen van deze wezens is zonder werkzaamheid. De almacht van God zet elk ervan aan om Gods wil uit te voeren, die bestaat uit het voortdurend tot leven wekken van alle scheppingswerken. De Heer, die alle wezens het leven gaf, zorgt onafgebroken dat ze ook behouden blijven, ook al is het in een steeds andere vorm. En deze ononderbroken werkzaamheid is tegelijk ook een eeuwigdurende vooruitgang. Wie dit goed beseft, zal zichzelf dan op dezelfde manier bekijken en zijn aandacht zal gericht zijn op het wonder van het leven dat zich in elk wezen openbaart.

En hij zal eer en lof zingen voor zijn Schepper, die hij nu pas in alle grootheid herkent.

Amen