BD.0562 Gave om te spreken - Tegenspraak - Wilskracht - Waarheid en wil Als je je gedachten maar gelovig naar de hemelse Vader toewendt en Zijn wil probeert te vervullen, zullen er zonder onderbreking woorden tot je komen, die de goddelijke waarheid onthullen. Maar de gave om te spreken kan je pas gegeven worden wanneer je werkzaam wordt, dat wil zeggen wanneer je kennis zo groot is dat je kunt uitdelen wat je ontvangen hebt. Want de wereld zal steeds tegenspraak bieden en er is een grote redenaarsgave voor nodig om haar dan consequent tegemoet te kunnen treden. Alle twijfel zal evenwel verdwijnen wanneer elke tegenwerping weerlegd kan worden. En er is veel overgave en wilskracht voor nodig om deze rijpheid van weten te bereiken. En hiervoor moet je voortdurend vechten en bidden. Er zullen dagen komen waarop een enkel woord van tegenspraak al in staat is je geloofskracht te verminderen. En dan gaat het erom des te inniger je toevlucht te nemen tot je Heiland. En je zult dubbel gesterkt uit dat gevaar tevoorschijn komen. Ook daar zal de liefde weer haar kracht bewijzen. Alles wat je in liefde doet, laat je kracht en je geloof sterker worden. En zo wil de hemelse Vader door Zijn dienaren met alle macht een nieuwe tijd tegemoet treden. En daarvoor heeft Hij alleen hun goede wil nodig oprecht bereid te zijn de Heer te dienen. Alle benodigde voorwaarden zullen voor het kind dan helder en duidelijk zijn. Het zal zijn opdracht kennen en zich er zonder schroom op kunnen toeleggen. Alle dwang van de ziel is uitgeschakeld. Het kind wendde zich volledig vrijwillig tot de Vader met de intentie Hem te dienen. En vanaf dat moment zal zijn handelen op aarde ook volledig vrij zijn, aangezien de wil om te dienen hem alles liet toekomen wat hij nodig had. Want de wil onderwierp zich aan de goddelijke wil en zodoende is het mensenkind beschermd tegen verkeerde invloeden. De verdere gebeurtenissen zullen steeds in overeenstemming zijn met de goddelijke wil, want de goddelijke geest maakt deze wil aan de mens bekend en hij richt al zijn stappen nu vanzelf naar de goddelijke wil. En zo verneemt hij in zichzelf voortdurend de voorschriften die God hem laat toekomen. Hij denkt en handelt volgens de waarheid zolang hij maar de intentie heeft de Godheid in waarheid en zuivere liefde te dienen. Het is de grootste genade van de Heer zichzelf aan een aards wezen kenbaar te maken. En in het volle bezit van deze genade kan er in de mens echt alleen maar waarheid bestaan. En dan kan de goddelijke wil ook ongehinderd door hem werken, want het hart opent zich bereidwillig voor alles wat goddelijk is en het blijft zodoende aanhoudend onder goddelijke invloed. Vaak ontstaan er enerzijds onvermoede weerstanden en anderzijds daadkrachtige ondersteuning, en deze stammen beide uit de geestelijke wereld. Maar de goede geestelijke krachten zullen zich ongehinderd kunnen uiten, aangezien ze evenzeer aan de wil van God beantwoorden. Want de wil van het mensenkind verlangt naar waarheid en wendt zich bewust af van alle tegenstromingen. Des te sterker de wil probeert dichter bij God te komen, des te meer gaat Deze over in de mens. En zo verenigt de goddelijke geest zich steeds inniger met de ziel en daar put de ziel weer kracht uit. (Onderbreking) |