BD.0555 Lot - Vrije wil De mens die zich verzet tegen het ontvangen van het woord van God, zal lang in de duisternis van geest blijven. Want toen Ik dit aan de mensen op aarde predikte, ontvingen ze het licht uit de hemelen. Maar nu is de tijd veel slechter geworden. Er is bijna geen mens op aarde aan wie de ware leer niet geboden wordt en toch sluiten de meesten hun hart en oren voor deze leer en kunnen ze alleen maar over ongeremd levensgenot spreken. En daarom blijft mijn leer voor hen zo ver verwijderd en zo onbegrijpelijk, omdat de minste verwijzing naar inperking van hun levensgenot hen onwillig maakt en ze daarom maar al te graag alles willen afwijzen en ontkennen. Maar nu heeft ook de goddelijke macht haar middelen. Want ze blijft altijd op hetzelfde doel gericht en daarom wil ze geen enkel mensenkind aan zijn zelfgekozen lot overlaten. Dat noemen de mensen weliswaar dwangmaatregelen, die de verlangens die hen bekoren, volledig tegenwerken en die zodoende de vrije wil niet zonder meer respecteren, maar ze moeten toch overwegen in hoeverre ze dit alles wat ze nu als dwang ondervinden, aan zichzelf toe te schrijven hebben en hoe gemakkelijk ze hier ook met een beetje goede wil aan kunnen ontkomen. Ze zouden steeds in dezelfde verhouding kunnen blijven van een kind tot de Vader die hen toch ook alle genoegens zou willen bereiden en wiens hardheid ze nooit zouden ondervinden zolang ze zich innig bij de Vader zouden willen aansluiten en innige liefde hen beiden verbindt. Zo is ook de hemelse Vader werkzaam en Hij houdt alle kwade, bedrukkende en kwellende dingen ver van de zijnen die Hem liefhebben. En Hij gebruikt deze middelen alleen wanneer deze verhouding een slag te verduren heeft gekregen en het mensenkind nu tegen de voorschriften van de Vader in handelt, terwijl de Vader hem toch liefheeft en hem alles zou willen geven wat het hart van het kind blij maakt. De zegeningen van het geloof en van de liefde komen ieder kind toe. Wanneer ze deze zegeningen niet aannemen, er zelfs duidelijk zichtbaar tegenin handelen en ze minachten, dan moeten er als tegenmaatregelen al die dingen over de mensen op aarde komen, die dan als dwang ervaren worden. Dan gelooft de mens dat hij helemaal onvrij in de schepping is geplaatst en hij heeft alles slechts aan zichzelf toe te schrijven en aan zijn verharde hart. En daarom komen juist deze mensen als eerste in de verzoeking zich aan de verantwoordelijkheid te onttrekken, steeds met de goede verontschuldiging dat ze alles gedwongen moeten uitvoeren, wat echter steeds alleen maar de effecten zijn van hun voormalige verkeerde handelen. Aan elke mens is de mogelijkheid gegeven ook vrij een andere weg te kiezen dan men bewandeld heeft of bewandelt. Wie houdt hem daarin tegen? Maar hij is precies deze weg ingeslagen omdat hij deze voor juist hield. En zo zal ook de uitwerking van zijn handelen steeds zo zijn, zoals het de wens en de wil van de mens was. Als hij dan heeft ingezien dat het resultaat anders is dan hij het wilde, dan zou hij zijn schuld aan zijn vermeende mislukking aan een andere macht willen toeschrijven, om zichzelf maar niet als de veroorzaker ervan te hoeven beschouwen. Wie zich inspant in zichzelf het uitgangspunt te zoeken van alle gebeuren dat hem aangaat, die zal zeer snel een andere mening krijgen over het lot. De wegen die de mens moet gaan, zijn weliswaar voor hem uitgestippeld, maar toch wordt alle handelen vrij aan hem zelf overgelaten, zodat iedere mens in elke levenssituatie voor zichzelf resp. voor zijn ziel de juiste voeding kan halen, die hem verzekert van geestelijke verheffing. En zo zal geen enkele gebeurtenis op enigerlei wijze hinderlijk voor de ziel hoeven te zijn, maar de mens zal er steeds toe bijdragen of een gebeurtenis een gunstige of ongunstige invloed op de ziel heeft. En zodoende kan de mens nooit de graad van rijpheid van zijn ziel afhankelijk willen maken van de levenssituatie die hem toegewezen is. Want die is op zich niet in het minst doorslaggevend voor wat de mens in het diepst van zijn hart denkt, voelt en wil. Alleen het denken, voelen en willen van de mens brengt de rijping van de ziel tot stand. Alle omstandigheden die hem omgeven zijn echter alleen geschikt om het denken, voelen en willen tot de hoogste ontplooiing te brengen, opdat de mens juist vrij kan beslissen. Maar niet opdat de mens gedwongen zou zijn anders te handelen dan zijn wil hem voorschrijft. Dit kan wel toegepast worden bij zuiver aardse bezigheden, maar dit kan nooit toegepast worden op het innerlijke leven dat elke mens naar eigen believen kan vormgeven. Alleen moet hij zelf dan ook de gevolgen dragen, wanneer zijn denken, voelen en willen tegen de goddelijke ordening indruisen. Want daarvoor gaf God de mensen het verstand, zodat ze het kunnen inzien. En Hij geeft steeds weer wenken, wanneer het mensenkind dreigt te verdwalen. Amen |