Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0550
18 augustus 1938

Het voorbereiden van de zielen door de krachten van gene zijde

In de geestelijke wereld betekenen alle wezens evenveel. Geen enkele ziel wordt minder geacht en daarom is ook het streven om deze ziel voor de eeuwigheid te winnen steeds hetzelfde. Want elke ziel is in haar oersubstantie toch een deel van God en kan daarom nooit waardeloos zijn.

Als er nu een belichaming van een ziel op aarde plaatsgevonden heeft, dan zal de ziel in dezelfde mate willen meewerken aan de verandering tot het goede als het aardse lichaam zich aan deze opgave onderwerpt. Het lichaam en de geest moeten evenveel werk verrichten, opdat de ziel het grootste voordeel uit het aardse leven haalt.

En aangezien elke ziel voor God gelijk is, worden er aan elke ziel ook dezelfde mogelijkheden gegeven om de hoogste toestand van rijpheid te bereiken. Dat wil zeggen dat er geen enkele ziel minder toebedeeld zal krijgen of dat haar geen werkingsveld onthouden zal worden dat haar zou kunnen helpen om rijp te worden.

En daarom zal elke ziel het aan zichzelf moeten toeschrijven wanneer ze de toestand van rijpheid niet bereikt. Want dan waren het de eigen wil of geestelijke traagheid die haar hinderden op de weg naar voltooiing. Waar een ziel zich ernstig aan het werk wijdt, kan ze nooit van benadeling spreken. Ze zal op dezelfde wijze bedacht worden als alle geestelijke wezens.

De belichaming wordt hun als genade gegeven. En zo kan ook elke ziel zich in de periode van belichaming buitengewoon hoog ontwikkelen. Alleen staat het haar vrij hoe ze de tijd voor de eeuwigheid benut. Als ze zich in de sferen van haar eigenlijke bestemming laat binnenleiden, dan moet ze ook deze volmaakte toestand bereiken, die aan alle geestelijke wezens in deze sfeer eigen is. Ze zal amper iets anders kunnen doen dan zich in elke relatie tot een goddelijk wezen te ontwikkelen, omdat ze in zich het bewustzijn heeft, zelf een deeltje van de eeuwige Godheid te zijn.

En aan zulk een goddelijk wezen dat zichzelf juist herkent, moet ook in de grootst mogelijke mate de hulp van de geestelijke wezens worden geboden. En het zal daarom ook nooit kunnen bezwijken, ook al lijken de weerstanden soms groot. Want de waarde van de ziel blijft onveranderd bestaan.

Alles wat uit God is, blijft onherroepelijk hetzelfde. Het verliest niet aan waarde en het kan zodoende ook niet uiteenlopend of gering toebedacht worden wanneer het er om gaat de voltooiing te bereiken. Alleen de aard van de inwerking op de zielen is verschillend en moet ook verschillend zijn, omdat elke ziel ook een eigen opvatting heeft van het doel van het aardse bestaan. En zolang ze de zuivere waarheid nog niet onderkend heeft, moet ze door inwerking van buiten zo geleid worden dat ze tot inzicht begint te komen. Ze moet voorbereid worden om de goddelijke waarheden te ontvangen.

En vele zielen hebben langere tijd nodig vooraleer deze toestand bereikt is. Ja, vaak wijzen ze aanvankelijk alles af en daardoor maken ze de weg tot inzicht zelf moeilijk. En daarom moeten zoveel mensen op aarde een zware innerlijke strijd uitvechten vooraleer ze tot het inzicht komen dat elk wezen toch door God bestemd is om met Hem in relatie te treden en dat dit alleen kan plaatsvinden wanneer het wezen volledig opgaat in zijn opgave die hem door de goddelijke Schepper gesteld werd.

Amen