BD.0486 De wil om te dienen - Het ontwaken van het innerlijke leven - Willen De ware vreugde van het leven is steeds slechts de wil om te dienen, want als de Godheid van jou verlangt dat je je wil aan haar ondergeschikt maakt, dan geeft ze je daardoor een werkzaamheid die je mateloos gelukkig maakt. Want het verschaft het mensenkind de innigste vreugde als het zich in dienst stelt van de Heer, als het van alle aardse vreugden afziet omwille van Hem en als het de leringen van de hemel in zich op kan nemen. En zo zal de wil om te dienen het mensenkind rijkelijk begiftigen, want wie God dient, staat ver boven allen die op aarde heersen. De Heer geeft Zijn instructies aan alle schepselen en iedereen voert de wil van de Heer uit, hoewel onbewust, door de werkzaamheid die hem als levenstaak is gesteld. Maar de mens wordt niet gedwongen om zijn aardse opgave te vervullen. Het wordt volledig aan hem overgelaten zijn leven vrij in te richten en in dit leven de weg naar God te kiezen of niet, of hij wil dienen of God niet erkent en alleen zichzelf in staat waant zijn lot gestalte te geven, maar een eeuwige rechter ontkent. De geringste vraag naar de waarheid die vanuit een oprecht verlangen naar de waarheid in de gedachten opkomt, zal jullie behulpzaam zijn op de weg naar inzicht, want de Heer geeft alle zoekenden de juiste vingerwijzing. Maar het wordt moeilijk voor degenen die volledig zonder geloof zijn, die elke aspiratie van hun hart naar geestelijk inzicht verstikken, die slechts de wereld en haar vreugden of zorgen zien en die hun gedachten nooit van het louter aardse kunnen losmaken. Waar er in hen nog een vonk is die naar waarheid verlangt, waar er nog een gedachte naar geestelijke regionen kan uitgaan, daar zal de mens niet alleen worden gelaten en zijn geest neemt de lichtstraal op, die in de duisternis van de nacht voor hem schijnt. Dan ontstaat in hem een zwak begrip van alles wat hem tot dan toe overkomen is. Hij ziet zijn leven als een spiegelbeeld aan zich voorbijtrekken en dan worden in hem gedachten wakker die ver afwijken van zijn oorspronkelijke opvattingen. Hij onderzoekt en overdenkt en vergelijkt. En in de leer van Christus vindt hij menig waar woord, dat nu pas voor hem begrijpelijk wordt. De ziel betreedt nu een nieuwe weg. Maar zoals alle zoekenden door twijfels geplaagd worden, zo zal in het begin een geestelijk georiënteerde gedachte ook steeds weer verworpen worden, totdat deze gedachte evenwel terrein wint en nu vast in het hart wordt opgenomen en zo het innerlijke leven van de mens oproept tot actieve werkzaamheid. Menige stap moet steeds opnieuw worden gezet, maar toch wordt een mensenkind dat zo streeft, ondersteund, als het zich eerst eenmaal uit eigen wil op de vraag naar het bovenaardse heeft gericht. Alleen degene die al het geestelijke afwijst, kan niet zo gemakkelijk geholpen worden, aangezien anders de vrije wil buiten werking zou zijn gesteld en er zodoende geen vooruitgang van de ziel bereikt zou kunnen worden. Het voortdurende tasten en zoeken naar geestelijke waarheid zal een kind van de aarde ook ontvankelijk maken voor elke geestelijke kracht die hem tegemoetkomt. Waar de mens ernaar verlangt dat het voor hem licht wordt, daar is de vonk reeds ontstoken. Het is slechts een klein vlammetje, maar dit vlammetje zet wederom aan tot ijverig zoeken en dan is het gezag van de duistere macht gebroken. Elk menselijk wezen hoeft alleen maar uit vrije wil de eerste stap te hebben gezet om zijn gedachten op te heffen naar de oneindigheid met de wens nader tot de waarheid te komen. Dan heeft hij de ban gebroken die hem tot dan toe aan de aarde geketend hield en voortaan verheft zijn geest zich naar heldere hoogtes. Jullie kinderen op aarde hoeven alleen maar te willen. Al het overige komt jullie dan door Gods liefde en genade vanzelfsprekend toe, zodat jullie steeds slechts aandachtig moeten luisteren naar de fijne opwellingen van het hart, dat jullie zo zeker leidt en de weg wijst naar de eeuwige Godheid. En wanneer jullie haar dienen, zullen jullie ontvangen en dat precies in de mate die overeenkomt met jullie bereidheid om te dienen. Want God belooft allen die Hem dienen, dat ze later zullen heersen tot in alle eeuwigheid. Amen |