Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0455
8 juni 1938

Belichaming, een genade - Tijd op aarde - Tijd van genade

Degenen die geloven door de poort tot de eeuwige gelukzaligheid te kunnen gaan, omdat ze op aarde schijnbaar rechtschapen geleefd hebben en hun plichten naar buiten toe nagekomen zijn, zullen zwaar teleurgesteld hun dwaling inzien. Want de goedheid van de Heer duurt weliswaar eeuwig en Hij geeft de zijnen onverminderd hun beloning, maar Hij laat niet diegenen loon ontvangen, die het niet toekomt.

De mensen hebben zeer vaak een aanmaning nodig om niet zoveel betekenis aan het lichamelijke leven te hechten, maar zich meer op het geestelijke leven te richten. Dergelijke aanmaningen sterven echter meestal ongehoord en onopgemerkt weg. Wanneer de hemelse Vader nu totale inzet van het mensenkind eist en het komt de goddelijke eis niet na, dan kan het ook nooit het volle loon in ontvangst nemen en het zal zich met minder tevreden moeten stellen of het zal met alle kracht moeten proberen in te halen wat het tijdens het aardse leven verzuimd heeft.

De grote goedheid van de Vader schenkt de ziel ook in het hiernamaals nog de genade om te kunnen streven en voor haar zo een bereikbaar doel te bepalen. Toch zal er steeds in aanmerking genomen worden dat een kind dat reeds op aarde de hemelse Vader trouw toegenegen was, veel hoger in aanzien moet staan, juist omdat het in de tijd op aarde de liefde voor de Heiland op de juiste wijze toegepast heeft en een graad verworven heeft, die in het hiernamaals veel moeilijker te bereiken is.

De tijd op aarde is een tijd van genade. De belichaming op aarde is een onzegbaar grote genade voor de ziel. Maar het menselijke wezen dat deze tijd van genade benut, moet de Heer oneindig dierbaar zijn. Dan zal zijn loon wederom liefde zijn, die hem onmetelijk gelukkig maakt en die eeuwig leven betekent.

Maar hoe begrijpelijk is het dan dat de Heer diegenen minder beloont, die Zijn woord minachtten en wier harten niet zo vervuld waren van de liefde voor God. Aan hen kan slechts een kleiner deel worden vergoed en ze moeten zich met al hun krachten inspannen om een zelfde traptrede te bereiken, wanneer ze dezelfde graad van eeuwige gelukzaligheid willen verwerven, als welke gegund is aan de ware kinderen van God, die op aarde het kindschap van God nagestreefd hebben en die zodoende ook door de hemelse Vader rijkelijk toebedeeld worden tot in alle eeuwigheid.

Amen