BD.0438 Bloemen - Omvorming van de wezens - Scheppingswerk Zie de tuin van de Heer als één van Zijn liefelijkste scheppingen. De bloemen met hun enorme aantal en soorten verwijzen naar de onmetelijke kracht en vormingsliefde van de Heer. Telkens als er zich een wezen belichaamt, is er door de wil van God een vorm vastgesteld, waarin dit wezen kan verblijven en werkzaam zijn. Op dezelfde manier worden ook alle wezens aan wie de kracht van God een zichtbare werkzaamheid als taak heeft gegeven, steeds weer in vormen gebracht volgens de werkzaamheid die voor hen bepaald is. Dat nu duizenden en nog eens duizenden van dergelijke wezens een zeer korte levensduur hebben, kan verklaard worden door het feit dat alles in de wereld moet bestaan, maar dat de vernietigingsdrang anderzijds weer een voortdurende verandering van deze wezens veroorzaakt. Aangezien er echter geen enkele concrete vernietiging van een wezen kan plaatsvinden, moeten deze wezens zich noodgedwongen steeds weer in andere vormen belichamen. Vandaar de snelle wisseling in de natuur, het eeuwige ontstaan en vergaan van alle schepselen. (In alle heliotroopkleurige gewassen belichamen zich wezens die de Vader van het heelal bestemd heeft tot dragers van de geest van God in het plantenrijk.) Zo een wonderbaarlijk vormgeven van alle schepselen op aarde is ontstaan uit het verlangen van de scheppende geestelijke wezens. Zo kunnen ze zich op duizenden verschillende manieren bekendmaken. Het is telkens weer de taak van elk wezen om de vorm zolang te bezielen totdat het zelf rijp is geworden voor de herschepping in een andere vorm. En het is ook de bedoeling om met de belichaming in elke vorm deel te nemen aan het scheppingswerk van God, ook al is het op een willoze en onbewuste manier. Het doorlopend omvormen resulteert dan vanzelf in steeds hogere opdrachten en het wezen verlost zich ook steeds meer van de neerwaartse drang, die nog steeds aan hem kleeft. In elke belichaming streeft hij naar het licht. En in uiteenlopende vormen is dit wezen daarom de mogelijkheid gegeven lof en eer voor de Heer van de schepping te uiten, want elke vorm is een waar kunstwerk. Maar juist omdat het niet in staat is dit te herkennen, schenkt het menselijke verstand vaak helemaal geen aandacht aan deze wonderwerken. Waar heeft de grote liefde van de Heer zich heerlijker geuit dan in de veelsoortige vorming van wat de aarde van onder tot boven bedekt? Zij het in het veld of in het woud, op de bergen of in het dal, zij het op de aardbodem of in de lucht: het is een onmetelijk werk van Gods almacht dat de Heer aan de mensen in aanschouw gegeven heeft. En in de variatie van de bloemen alleen al ligt zo een diepe betekenis verborgen dat elke variatie het denken van de mens mateloos zou kunnen bezighouden. Wil toch als mens steeds bedenken: degene die er achteloos aan voorbijgaat, heeft niet de waarde van de bloemen ingezien. Maar ook jullie zijn allen deze weg gegaan en pas na een zeer lange strijd hebben ook jullie je huidige vorm verkregen. Voorheen konden jullie je echter alleen met de aarde verbinden doordat jullie in zulke kleinste vormen en geringste creaturen hebben deelgenomen aan het scheppingswerk van de Heer. Eerbiedig daarom in elke bloem, in elke grashalm de eeuwige Schepper van hemel en aarde. En waardeer ook de kleinste wezens die door hun belichaming de Heer van hemel en aarde dienen. Amen |