Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0430
24 mei 1938

Oneindigheid - Eeuwigheid - Omvang van het scheppingswerk - Scheppende geesten

De hemelen loven de eer van de Eeuwige. De wereld is, geestelijk gezien, een bouwwerk van onvermoede omvang en machtigheid. Want de Heer heeft alles in een zodanige omvang geschapen dat er zich miljoenen en nog eens miljoenen wezens in kunnen verliezen als in het niets. Vaak wordt de mening verdedigd dat het leger van scheppende geesten ten aanzien van deze onmetelijke omvang slechts in beperkte mate werkzaam is, dat dus deze oneindigheid niet overal met wezens en de voor hen noodzakelijke omgeving geschapen is, dat er veel eerder een verder volledig levenloze ruimte in deze schepping van God is die pas over vele duizenden jaren aan zijn doel zou moeten beantwoorden en dan ook talloze wezens zou moeten bergen.

De mensen op de aarde kunnen de geweldige omvang van het scheppingswerk niet vatten en evenmin de bestemming van elk deeltje van het heelal. Waar de Godheid werkt, is het menselijke begripsvermogen ontoereikend om dit werk in zijn volledige omvang te kunnen vatten. De aarde herbergt slechts een heel klein deel van de wezens en scheppingen van God, maar in de oneindigheid zijn er talloze van dergelijke kleine werelden te vinden, die allemaal door Gods macht en wil zijn ontstaan. En geen enkele daarvan zal de wijze leiding en de voortdurende zorg van de goddelijke Schepper hoeven te missen. Overal is de Godheid op dezelfde wijze werkzaam om steeds weer wezens tot ontwikkeling te brengen voor wie dezelfde kracht, macht en wilskracht kenmerkend is, en die dan dezelfde taak krijgen om voortdurend in de geest van de eeuwige Schepper te scheppen. Zo gaat alles sinds eeuwigheid voort volgens dezelfde wet en tot in alle eeuwigheid zal dit verdergaan.

Het eindeloos opwekken van alle werelden zal de goddelijke Schepper nooit werkeloos laten rusten. En het zal aan elk wezen overgelaten worden zichzelf zo te ontwikkelen dat het op dezelfde wijze kan scheppen en tot leven wekken en dat het daardoor weer een deel van de eeuwige Godheid wordt en dat zo dezelfde kracht in hem woont, die zich in de wonderwerken van de goddelijke schepping uit.

Op deze manier zullen de begrippen oneindigheid en eeuwigheid voor jullie gemakkelijker te begrijpen zijn, want er is een eindeloos lange tijd nodig om deze toestand te bereiken en wederom kan er door een beperkte ruimte geen grens gesteld worden aan de ontwikkelingsmogelijkheid van de wezens.

De stem van de Heer roept voortdurend al deze wezens toe. En wie deze stem hoort, zal als rechtmatig kind van de Vader daar zijn, waar de Vader is, en ook op dezelfde manier in eeuwigheid werken.

Amen