BD.0428 Kennisgeving ter verklaring van BD.0410 De gang over de aarde is niets anders dan een overgang naar de eeuwige regionen en het is steeds de mens zelf die zijn toestand in die regionen bepaalt. Als hij zijn leven geleid heeft in een voortdurend streven naar geestelijk goed, dan hoeft hij nooit meer te vrezen dat het leven aan gene zijde voor hem een belastende uitwerking heeft. Hij zal het uur van de dood nooit hoeven te vrezen en hij zal het aardse dal slechts verlaten om het te verruilen voor hemelse velden die hem onvergelijkelijk lieflijk zullen toeschijnen. Maar de innerlijke terugkeer naar God moet plaatsgevonden hebben. De vereniging met het hoogste Wezen moet eraan voorafgegaan zijn, als de mens deze geestestoestand wil bereiken die hem een volledige oplossing van zijn omhulsel garandeert. In het andere geval echter zal het menselijke omhulsel zich niet zo gemakkelijk van de ziel losmaken. Hoewel de ziel haar aardse lichaam weliswaar verlaten heeft, is ze toch niet vrij. De omhulling van de geest kleeft nog aan haar. Ze is niet volledig vrij, maar wordt nog door dezelfde ketenen als op aarde verhinderd zich vrij omhoog te kunnen begeven in de hogere sferen. En deze toestand zal dan gelijk zijn aan de aardse toestand, aangezien de ziel in het hiernamaals nog in dezelfde onwetendheid en verstoktheid verkeert. Zijzelf is zich ook vaak niet bewust dat ze de aarde reeds verlaten heeft. Om die reden treft jullie geest steeds die sfeer aan waaraan hij gelijkwaardig is. En als de ziel de toestand van rijpheid reeds op aarde bereikt heeft, dan gaat ze bij de lichamelijke dood ook onmiddellijk in de lichtsferen binnen. Ze hoeft in het hiernamaals dan niet eerst de eindeloos lange weg van strijd te gaan die gelijk is aan de aardse toestand, maar die niet zo gemakkelijk overwonnen kan worden als op aarde. Geef daarom niet toe aan de verzoeking te geloven dat jullie daarboven nog de mogelijkheid gegeven is tot rijping van de ziel. Dit is veel moeilijker en het besef van de onbenutte tijd op aarde is onzegbaar berouwvol. Daarom is het altijd raadzamer om als onvolmaakte wezens met angst aan het hiernamaals te denken en dan reeds op aarde onafgebroken naar de hoogst mogelijke volmaaktheid te streven, dan zich in traagheid over te geven aan de hoop dat men daar zou kunnen inhalen wat hier verzuimd werd. Het aardse leven met alle kommer en kwel is niets vergeleken met de strijd van zulke onvolmaakte zielen in het hiernamaals. Want daar zijn er jullie niet zulke mogelijkheden gegeven als op aarde. Jullie worsteling zal veel zwaarder zijn totdat al het menselijk aardse zich volledig van jullie geest afgescheiden heeft en deze geest dan de graad bereikt heeft waarmee hij opgenomen kan worden in een nieuw lichtrijk. Dus is het begrijpelijk dat een ziel zolang de toestand van de mens wordt opgelegd totdat ze de graad van rijpheid bereikt heeft, die voor haar bestemd is. Amen |