BD.0396 Gevoel voor natuurschoon en de bedoeling hiervan voor de mensen Er beheersen jullie af en toe wezens die jullie aantrekken door gedachten over het ontstaan van het heelal. Dit zijn de wezens aan wie de macht verleend is over alles wat jullie in de natuur op aarde omgeeft. Ze leggen ook gedeeltelijk het gevoel in jullie hart, opdat het aanzwelt en geprikkeld wordt zodra de natuur rondom jullie bijzonder aantrekkelijk is. Jullie allen kennen het geluksgevoel wel dat in elk jaargetijde bezit van jullie neemt, maar vooral wanneer alles opnieuw ontstaat en groen wordt en bloeit. Een goede geest verbindt de wezens aan wie dit alles ondergeschikt is, met de kinderen op aarde. De wezens proberen alsmaar de eeuwige Godheid aan de mensen bekend te maken. En op die manier is elk blaadje, elke bloem, elke grashalm, alles wat het hart van de mensen in de natuur verheugt, alleen maar een zichtbaar teken dat naar de goddelijke Schepper verwijst, aan wie alle scheppende geesten ondergeschikt zijn. Waar deze wonderen reeds zulke zaligmakende kracht op jullie gevoelsleven uit laten stromen, daar moet elke denkende mens nader tot de eeuwigheid komen, wanneer hij niet - zoals de toestand bij de mens helaas de overhand genomen heeft - al deze wonderen als iets alledaags beschouwt en er weinig notie van neemt. Deze zullen er wederom moeilijk toe komen de eeuwige Waarheid door deze wonderen van de schepping verklaard te zien. De duidelijke tekenen waarmee de Schepper dit alles bewerkstelligt, zullen geen indruk maken. En de zeer verharde mensenharten zijn er slecht aan toe omdat de eerste grondbegrippen hun ontbreken die pas een diep begrip mogelijk maken. Daarom legt de hemelse Vader jullie allemaal de zin voor schoonheid in het hart. Hoe meer jullie deze zin onderhouden doordat jullie alles rondom jullie geestelijk leren bekijken, des te gemakkelijker zullen jullie kunnen vatten dat het gevoel voor schoonheid ook het geluksgevoel in jullie opwekt. Maar omgekeerd zal jullie moeilijk iets geboden kunnen worden, wanneer jullie aan zulke duidelijk zichtbare werken van de geestelijke wezens niets buitengewoons kunnen ontlokken. Wanneer jullie blind door dit mooie leven op aarde gaan en jullie niet in staat zijn de duizenden wonderen die jullie dagelijks omgeven, te herkennen. De geestelijke wezens die alles rondom jullie laten ontstaan, zijn jullie welgezind. Hun doel is, net zoals dat van alle hoger ontwikkelde wezens, het worstelen om de zielen der duisternis. En ze wenden alle middelen aan die hun ter beschikking staan, opdat de mens aangespoord wordt tot nadenken en er zich door het spel van de natuur een vraag aan hem opdringt: hoe staat de mens in verhouding tot alles wat hem omgeeft? Als deze vraag eenmaal is opgeworpen, dan begint hij langzaam tot inzicht te komen. Dit wordt levendig ondersteund door deze geestelijke wezens, want de zorg voor deze mensen ligt ook hun nauw aan het hart. En daarom spannen ze zich voortdurend in om een verklarende en verblijdende invloed op de mensen te hebben, om een gevoel van verbondenheid met God in hen op te wekken. Hieruit wordt dan een licht van inzicht ontstoken en nu, in zo'n verlichte toestand, wordt het aardse bestaan benut voor de eeuwigheid. Het is de wil van de Heer dat het ontstaan van de natuur jullie elk jaar aan het denken zet, dat jullie je erop bezinnen waartoe en met het oog waarop de pracht van de aarde aan de mensen getoond wordt en wat uiteindelijk de opgave van de mens is te midden van deze omgeving. Amen |