BD.0385 Geestelijk schouwen - Verspreiding van het woord van God in zuiverste vorm De geest van God zal je vervullen zodat je alleen nog kunt willen wat mijn wil is. Zo spreekt de Heer tot jou en Hij zal daardoor je hart steeds meer naar Hem toetrekken. Alles wat onder Hem staat, zal de wet moeten vervullen. Bijgevolg moet elk schepsel zich voor de duur van zijn aards bestaan aan de drukte van de wereld onttrekken en zich naar het eeuwige doel toewenden. Als je dit met steeds lichter hart kunt, zodat jij je volledig alleen maar aan de Heer en Heiland overgeeft, dan zul je de goddelijke leringen steeds beter leren begrijpen. Je zult je met de inzet van je ganse wil ook bekwaam maken om een kijkje te nemen in gebieden die geestelijk schouwen vooronderstellen. En dit geestelijke schouwen is het resultaat van een hart dat de Heer innig liefheeft en de waarheid zoekt. Je zult binnenkort verregaand onderwezen worden. Maar desondanks moet je onophoudelijk strijden voor de rijpheid van je ziel, als je wilt dat de geest van God haar vervult en jij uit zo een vereniging met de goddelijke geest een kracht put die je voor verdere voltooiing nodig hebt. Welke arbeid je nog als taak hebt, dat kun je vandaag nog niet overzien. Maar de leringen van God moeten zich weer tientallen jaren lang van mond tot mond voortplanten om dan opnieuw bezit te nemen van het binnenste van de harten der mensheid. Deze opdracht is aan de basis van je geestelijke arbeid gelegd, de verspreiding van het woord van God in de zuiverste vorm. De woorden van liefde moeten spreken en overal opnieuw liefde opwekken. Want waar de Heer zelf verblijft door Zijn woord, daar moet het levend worden en op eigen kracht de ingang in de mensenharten afdwingen. De mensen willen te alle tijde het brood des hemel, maar als het hun aangeboden wordt zoals voorheen, dan weigeren ze gemakkelijk het aan te nemen. Maar wat hun als levendige beschrijving, wat hun zo echt aantrekkelijk en aanneembaar aangeboden wordt, dat nemen ze graag in ontvangst en ze bewaren het later ook in hun harten wanneer het eenmaal ontvangen is. Moet derhalve de overbrenger van Gods woord ook niet door de Heer zelf geleid zijn, opdat hij slechts de uitvoerende kracht van een hogere wil is? Kan het woord van God dan wel afgewezen worden, wanneer het met zo zichtbare bewijzen van bovenaards ingrijpen aan het mensenkind geopenbaard wordt? Moet de ergste twijfelaar niet achterdochtig worden en zichzelf bekennen dat hij een kracht wilde verloochenen die nu toch niet te ontkennen is? Heeft de liefde van de Heer zich ooit zo zichtbaar geuit, dat ze hetgeen zo'n uitermate zegenrijke invloed heeft op de mensen, zo duidelijk op hen overdraagt? Dat de liefde van de Heer zich van een gewillig mensenkind bedient, om door dit kind Zijn werken te openbaren. En de Heer is voortdurend werkzaam en draagt al Zijn dienaren die Hem toegedaan zijn op, Zijn woord bekend te maken. Want door dit woord moeten allen genezen die tot dan toe geestelijk ziek door het aardse leven gingen en het doel van hun aards bestaan nog niet herkenden. Zonder deze genade van God zou de duisternis van de geest nog veel erger zijn. Maar daarom probeert de Heer licht te brengen op aarde. En reeds velen die van goede wil zijn, wandelen zo in de genade van het inzicht. De wil is vrij. Als hij zich tot God de Heer wendt, dan is de mens die zijn wil aan de goddelijke wil heeft geofferd en nu de uitstroming van de goddelijke wil voortdurend in het eigen hart voelt, oneindig rijk. Het geluk zal hem reeds op aarde ten deel vallen, want hij werkt vanaf het moment van inzicht met inzet van zijn gehele kracht voor Degene van wie zijn ziel houdt, voor de goddelijke Heer en Heiland die in eindeloze liefde ook met dit mensenkind in nauwe verbinding staat, tot aan het einde van zijn leven. Amen |