BD.0375 Weten - Innerlijk leven - Waardeverschil tussen geestelijk en aards weten Een mens met inzicht heeft nooit het verlangen in de diepste wijsheden van God binnen te dringen om alleen maar zijn weten te verrijken, maar hij zal vanuit dit weten de verbinding met God zoeken. Hij zal er nooit tevreden mee zijn alleen maar te weten. De verhouding die hem met de Schepper van alle wonderen verbindt, zal hem veel waardevoller toeschijnen. En als hij dan de juiste houding tot de Schepper gevonden heeft, dan pas zal het weten hem zegen brengen. Want welk nut haalt de mens aan het einde van zijn leven uit al zijn kennis van de dingen, als hij in de tijd op aarde zich de waarde van het weten niet ten nutte heeft gemaakt. Desalniettemin verlangt de mens er steeds weer naar zijn weten te verrijken. Dit is ook een gave die de Heer zelf hem schenkt op aarde. De drang naar steeds nieuw weten is bij de mens aangeboren. Waartoe zou alles in de natuur, in en rondom de mensen zelf ook dienen? Dit alles is steeds weer een verwijzing naar de eeuwige Schepper. En Zijn geest is in de mensen werkzaam wanneer de drang om te weten in het kind van de aarde wakker begint te worden. Al deze bijzonderheden wijzen al van het begin van de aardse levensweg op een ingrijpen van de goddelijke macht. Het innerlijke leven van de mens is een volledig op zichzelf staand en van het eigenlijke lichaam afgezonderd gebied. Geen enkele macht van buiten, geen vreemde wil kan hier bepalend op inwerken wanneer de menselijke wil niet zelf dergelijke invloeden opneemt. Het innerlijke leven is steeds iets wat de mens helemaal alleen kan bepalen, dat hij rijkelijk en waardevol kan vormgeven, maar dat hij ook braak kan laten liggen of het zo hardnekkig sluit dat er geen enkele lichtstraal doordringt. Zodat hij op die manier geen geestelijk weten opneemt ofwel zich zodanig met aardse kennis verrijkt dat dit hem geheel en al in beslag neemt en hij nu onbekwaam is goddelijke wijsheden in zich op te nemen, ja, deze wijsheden hem twijfelachtig lijken en hij zodoende met al de aardse kennis een geheel ondeugdelijk wezen is bij het verlaten van de aarde. Als de mens wijs van hart is, dan zal hij zich niet overbelasten met aardse kennis, want deze is nutteloos voor hem. Als hij echter de geestelijke werkzaamheid, de drang naar geestelijke waarheden in zichzelf tot bloei laat komen, dan zal hij buitengewoon wijs handelen en de rijkdom van zijn ziel zal toenemen met onvergankelijke goederen. Al de kennis die de Heer jullie overdraagt, heeft weergaloze waarde met betrekking tot de schepping. Maar alle aardse inspanningen voor geleerdheid zullen later niet erkend worden, wanneer er naar de waarde van de ziel geoordeeld en beloond wordt. Want de wijzen van de wereld zullen onwetend zijn. En al het aardse streven zal hun geen loon opleveren. Boven hen zullen daarentegen degenen staan die altijd de gave van God, de goddelijke wijsheid, dankbaar in ontvangst nemen. Want ze zullen door de Heer gezegend zijn. Amen |