Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.0370
7 april 1938

De groep discipelen van de Heiland - Joodse rijk

In Zijn ganse lijdenstijd was niemand op aarde de Heer en Heiland zo toegenegen als Zijn groep discipelen, die Hem liefhadden en Hem graag ver van elk leed gehouden zouden hebben als het in hun macht had gelegen. Hoewel velen zich om Hem schaarden, was er toch maar een kleine kring zo doordrongen van Zijn goddelijkheid, dat ze in Hem hun meester, hun goddelijke Schepper herkenden. En waar al het licht van Hem in hun harten vloeide, werd spoedig ook de minste twijfel verstikt. Spoedig zagen ze in de goddelijke voltooiing van hun wezen het enige doel van hun leven.

In de zuiverheid van Zijn hart herkende iedereen zeer spoedig dat het enige belangrijke op aarde was Hem na te volgen. Ze begrepen dat niemand van hen deze volmaaktheid kon bereiken wanneer de Heer zelf Zijn genade niet voortdurend over hen liet komen. En verder begrepen ze hoe belangrijk het voor het bereiken van de volmaaktheid was om elkaar in liefde te dienen. Hun streven ging er nu naar uit in de diepste deemoed en zelfvernedering zich de genade van God waardig te maken.

Ze verlieten alles. Ze gaven de wereld op en leefden slechts in Zijn leer die de Heiland hun gaf in de dagelijkse omgang met hen. Zo heeft geen andere gebeurtenis dan het voortdurende vertoeven in Zijn nabijheid het tot stand gebracht dat hun harten vervuld werden met overgrote liefde voor de Heiland en dat hun kennis van goddelijke wijsheden groter werd, hoe langer ze hun Meester meemaakten en kenden. Ze ontvingen met het hart en God gaf hun de kracht en genade alles te kunnen vatten wat Hij hun bood. Want ze zouden zonder de hulp van de Heer nooit bekwaam geweest zijn in deze wijsheden de weg te vinden. Zonder de goddelijke opheldering zouden ze zich de grootheid van de Heer nooit duidelijk en aanschouwelijk bewust zijn geworden. En bijgevolg zouden ze hun Leermeester nooit als de Zoon van God aanvaard hebben, als hun geest niet verlicht was geworden door het goddelijke licht.

De Heer kwam hun menigmaal te hulp bij benauwdheden van de geest, steeds wanneer ze zich zwak voelden, daar de Heer alleen de liefde zag die Zijn leerlingen voor Hem waardig maakte. Bijgevolg verliet Hij de zijnen niet en gaf hun troost op elk moeilijk moment, maar Hij eiste ook hun ganse inzet wanneer Hij er niet meer zou zijn, wanneer Hij teruggekeerd was naar dat wat Zijn Vader is.

Want de aarde droeg in die tijd een volk dat enorm van levensbelang was. Het was de stam die voor de verbreiding van de christelijke leer, het ware christendom, uitgekozen was. Dit was het joodse rijk. Zijn verlangen dit volk te redden uit de nood van de ziel, vond geen weerklank bij dit volk. Het lachte Hem uit en hoonde Hem. Het was in buitengewoon sterk aantal vertegenwoordigd om de ondergang van deze Godenzoon te bewerkstelligen en liet zich er nooit toe bewegen het geloof aan Hem als aan de Afgezant van God aan te nemen. Het zag in Hem een vijand van hun leringen. Het zag in Hem niets meer dan een buitengewoon begaafde redenaar die Zijn gaven om te spreken gebruikte om het volk afvallig te maken van de leer van de voorvaderen.

En aangezien ze in zonden en obsceniteiten volhardden, kon hun geest ook niet tot verlichting komen. Ze wezen elke liefde van de Heer af en vergolden deze met smaad en uiteindelijk met het voornemen Hem van het leven te beroven. En Zijn mildheid en goedheid vergaf hen. Met engelengeduld wees Hij hun op hun woorden, want Zijn hart keerde zich naar iedereen toe en probeerde hen te redden. Maar de almacht van God liet deze mensen hun wil opdat het woord vervuld werd dat de Heer op de wereld was gekomen om de mensheid te verlossen.

Amen