BD.0231 Opgave in het hiernamaals - Kracht van de liefde Gezegend zij die van goede wil zijn. In de diepte van je hart verneem je de woorden van de Heiland dat het moment van verlossing nabij is voor allen die God liefhebben. Elk kind dat zich innig aan de Vader toevertrouwt, wordt door de engelenschaar ontvangen. Het wordt door hen beschermd totdat het binnengaat in het rijk van de Vader. In plaats van het aardse bestaan ontstaat er nu een toestand van volledig losgelaten zijn. Tijdens het zoeken naar de oneindige Godheid vallen bij de ziel de schellen van de ogen. Ze bevindt zich opnieuw in afzondering en ervaart slechts een brandend verlangen naar de Heiland dat haar onverklaarbaar toeschijnt. Zo maakt de Heer Zijn nabijheid bekend. En het bewustzijn van haar vroegere werkzaamheid brengt de ziel dichter bij haar nieuwe werkzaamheid in het hiernamaals. Want nu zet ze haar aardse streven naar volkomenheid voort en ze verbindt zich daardoor steeds inniger met de Heiland. Waar ze nu naar streeft, is zo uitermate zaligmakend. Het belooft zegen voor de wezens die deze ziel omgeven en die voor de eeuwigheid nog niet vergevorderd zijn. Het is zaligmakend voor de ziel zelf, want de liefde in haar dringt haar tot onophoudelijk werken voor het rijk Gods. Geen enkele mate van liefde - al is het nog zo klein - gaat verloren. Het wordt als weldadig ervaren door de zoekende en dwalende geestelijke wezens die uit de liefde van de geestelijke wezens die boven hen staan, de kracht putten om aan zichzelf te werken. De zielen willen al duizenden jaren verlost worden, ontelbare wachten op het moment waarop hen liefde tegemoet komt. Wat jullie op aarde veel te weinig waarderen, de kracht van de goddelijke liefde, zullen jullie in het hiernamaals als het hoogste erkennen. Het strekt jullie tot voordeel, wanneer jullie al je doen en laten aan de Heiland opofferen. Dan plaatsen jullie je gewillig onder Zijn hoede en zal alles jullie tot zegen strekken. Geef met volle handen en van ganser harte. Maar schenk steeds alleen in liefde, opdat de ogen van de Vader welgevallig op jullie mogen rusten. En zo brengen jullie een mengeling van goede daden naar de eeuwigheid. En in de heldere glans van deze daden zal jullie de overvloed aan licht verblijden en jullie zullen herkennen welk een kracht er van de liefde uitgaat, hoe jullie door haar omhoog geheven worden in regionen van hemelse verrukking. Maar nu wordt het werk jullie tot een oneindige zaligmakende bezigheid, want jullie zullen niet eerder rusten totdat jullie ook andere zielen de weg naar de Heer hebben gewezen. De dwalende wezens naar de Heer te leiden en de Vader Zijn kinderen te doen toekomen, daarin zien jullie je opgave in het hiernamaals. En de Heer is bij jullie, alle dagen, en jullie vertoeven in Zijn liefde. God is alle wezens toegenegen. De aardse mens vat de liefde en goedheid van God niet, anders zou hij niet ook maar het geringste doen om Hem te bedroeven. Maar de omvang van de liefde die Hij tot de zijnen richt, is onuitputtelijk en duurt tot in alle eeuwigheid. Amen |